De belangrijkste historische gebeurtenis van 1971 is uiteraard de magistrale schaarbeweging waarmee Ajax’ linksbuiten Pietje Keizer een wanhopige Griekse rechtsback tijdens de Europa Cup finale te Wembley op het verkeerde been zet. (Het vervolg is een voorzetje naar Dick van Dijk, die 1-0 scoort tegen Panathinaikos).
Het tweede topfeit van 1971 is wel dat Ray Tomlinson in de herfst van dat jaar te Boston de eerste e-mailboodschap uit de geschiedenis verstuurt. Tomlinson weet het niet meer zeker, maar hij vermoedt dat de inhoud van die e-mail luidde: Qwertyiop. (God mag weten waarom hij de U op het toetsenbord oversloeg).
Jawel, e-mail bestaat dertig jaar.
Het belang van de ‘uitvinding’ van Tomlinson is niet te overschatten. In de geschiedenisles mag deze ingenieur van Bolt, Beranek and Newman (hij werkt daar nog steeds) wat mij betreft in één adem worden genoemd met Samuel Morse (uitvinder van de telegraaf), Alexander Graham Bell (uitvinder van de telefoon), Guglielmo Marconi (uitvinder van de draadloze communicatie) en Piet Keizer (uitvinder van de schaarbeweging). Het is natuurlijk wel jammer dat Tomlinson de onnozele boodschap Qwertyiop verstuurde en niet mooie dramatische woorden als Morse’s eerste boodschap: "What hath God wrought!"
Tomlinson schreef Qwertiop (of iets dergelijks) in zijn eerste e-mail omdat hij zowel de verzender als de ontvanger was. Bovendien had hij er totaal geen erg in dat het een historische gebeurtenis was. De computer (een Digital PDP-10) die de mail verstuurde stond pal naast de computer (een andere PDP-10) die de boodschap ontving. Het bijzondere was wel dat de computers alleen met elkaar verbonden waren via Arpanet, de bekende voorloper van internet waarvan de hardware ontwikkeld was door de ingenieurs van Bolt, Beranek en Newman. We kunnen ons voorstellen hoe Tomlinson zich na het versturen van de eerste e-mail snel op de ene computer zich tot de andere wendde om te zien of zijn boodschap was aangekomen. Hij ging waarschijnlijk uit zijn dak toen hij daar las: Qwertyiop.
Tomlinson baseerde het idee voor zijn e-mailprogramma op een reeds bestaand programma voor het lokaal versturen van elektronische boodschappen (Sndmsg) en op Cypnet, een protocol voor bestandsoverdracht. Onze held bedacht dat het adres van een e-mailgebruiker zou worden gevormd door een inlognaam en de naam van de host-computer met daartussen het merkwaardige en vrijwel nooit gebruikte @. Het apenstaartje moest aangeven dat de mailbox van de verzender of ontvanger van de boodschap ‘op’ een andere computer zat.
Twee jaar later bestond 75 procent van alle verkeer over Arpanet uit e-mail, zo bleek uit een onderzoek. De killer-applicatie voor Arpanet was een toepassing die bij de planning in het geheel niet was voorzien. Een verschijnsel in de ict dat zich trouwens keer op keer zou herhalen.
Ikzelf verstuurde mijn eerste e-mailboodschap pas ergens in 1994 van Pittsburgh naar Amsterdam. Ik weet nog goed hoe teleurstellend het was dat er geen toeters en bellen afgingen na het verzenden van de e-mail. Was mijn mail wel aangekomen? Uiteraard spoedde ik mij onmiddellijk naar de telefoon om er achter te komen of de ontvanger mijn boodschap had gekregen. Sedert die dag is e-mail niet meer weg te denken uit mijn leven. Ik onderhoud alle contacten met bladen in Nederland via e-mail en ik denk dat ik dankzij e-mail bijna twee keer zo productief ben (lees: een stuk meer verdien) als ik geweest zou zijn zonder e-mail.
Dankzij e-mail ben ik niet alleen journalist maar ook uitgever. Iedere maandag publiceer ik een e-mailkrantje voor de ouders van het voetbalteam van Dynamo Pittsburgh waarvan ik de coach ben. In deze mail bespreek ik de wedstrijd van afgelopen zondag ( 4 – 1 gewonnen van Homer City!), de komende trainingen, en zaken als klein blessureleed en welke ouders aan de beurt zijn om de lijnen van het thuisveld opnieuw te witten. Het is onvoorstelbaar hoe snel en efficiënt de communicatie tussen coach, de clubs en de ouders verloopt dankzij de ontdekking van Ray Tomlinson. Ik durf zelfs te stellen dat mijn jongens dankzij e-mail (en de mogelijkheid die het biedt om ouders bij het team te betrekken) beter voetballen.
Dit brengt ons weer terug bij Piet Keizer. Tijdens mijn laatste verblijf in Nederland had ik de eer om in een benzinestation langs de snelweg bij Tilburg een stuk voedsel van bedenkelijke kwaliteit te mogen consumeren, staande naast de legendarische linksbuiten van Ajax. Uiteraard was er een spontaan oploopje van ‘voetbaldeskundigen’ rondom Keizer. Eén automobilist ventileerde zijn wijsheid aldus: "Voetbal is niet eenvoudig. Met elf Johan Cruyffs in het veld heb je nog geen goed elftal". "Inderdaad," reageerde Keizer wat geïrriteerd, "maar wel een hoop geouwehoer."