Wat zou toch de reden van auteur en uitgever zijn geweest om pas op pagina 277 van de in totaal 306 pagina’s het boek ‘e-Business Intelligence; turning information into knowledge into profit’ van Bernard Liautaud écht interessant te maken? Niet dat dit door de oprichter en topman van het Frans/Amerikaanse softwarehuis Business Objects geschreven boek daarvoor niets te melden heeft, maar echt leuk wordt het pas wanneer Liautaud vlak voor het einde van zijn boek met vier zogenaamde ‘misconceptions’ op de proppen komt.
In de 275 pagina’s daarvoor geeft de auteur een overzicht van de recente ontwikkelingen op het gebied van e-handel, de overvloed aan gegevens die dat heeft opgeleverd en de vraag hoe daar iets nuttigs – of liever gezegd: iets winstgevends – mee kan worden gedaan. Dat doet de auteur vaardig en duidelijk, maar van een topmanager die door het Amerikaanse zakenblad Business Week ooit werd uitgeroepen tot één van de ‘hottest entrepreneurs of the year’ mogen we toch ook eigenlijk weinig anders verwachten.
Aardig is ook een test die Liautaud in de eerste helft van zijn boek meegeeft. De auteur spreekt zelfs enigszins ronkend van een ‘e-Business Intelligence Quotient’. Dat is wellicht wat overdreven, maar de vragenlijst maakt het wel mogelijk om uw persoonlijke kennis van en inzicht in elektronisch zakendoen eens nader te beoordelen.
Het leuke van de test is bovendien dat niet alleen de persoonlijke inzichten kunnen worden getoetst, maar dat deze al of niet in aangepaste vorm ook snel en gemakkelijk aan andere personen binnen de eigen organisatie kan worden voorgelegd. Er zitten zelfs voor medewerkers die al zo vreselijk veel kaas hebben gegeten van de internet-economie ongetwijfeld tal van ‘eye openers’ tussen. Bijvoorbeeld een vraag over wat de rol van de eigen informatiesystemen nu eigenlijk is: leggen deze alleen intern gegenereerde informatie vast of worden de gegevens wellicht ook nog gecombineerd met gegevens die vanuit de markt worden verzameld? Wordt een gedeelte van deze gegevens wél of toch liever n�et aan partners en toeleveranciers ter beschikking gesteld? En wat gebeurt er met alle data die via de website binnenkomen? Wie doet er eigenlijk iets met die clickstream? Is dat alleen de it-afdeling of is deze informatie wellicht ook voor anderen binnen de organisatie relevant?
Het sterk op Amerikaanse leest geschoeide boekwerk biedt daarnaast een soort ‘helikopterview’ over alles wat bij e-handel en ‘e-business intelligence’ komt kijken. Het mag gezien de achtergrond van de auteur – olap en dergelijke – duidelijk zijn dat de nodige aandacht uitgaat naar de vraag wat er met gegevens kan worden gedaan om te voorkomen dat deze alleen maar relatief kostbare geheugenruimte innemen.
Door de vastgelegde data te onderwerpen aan talloze analyses en bewerkingen is er zelfs geld mee te verdienen. Dat dit aanzienlijk makkelijker gezegd is dan gedaan, erkent de auteur gelukkig ook. De ‘data overload’ is dermate groot en de kwaliteit van de gegevens in veel gevallen dermate discutabel dat data omzetten in informatie, laat staan er additionele omzet of winst mee genereren, een hachelijke zaak is en blijft.
Dat er desondanks bedrijven zijn die in deze opzet slagen, blijkt wel uit de vele praktijkcases die de revue passeren. Het gaat van Telecom Italia tot Mastercard en van Fiat tot Zurich Financial Services. Helaas worden de cases vaak erg summier behandeld en blijft het geheel mede daardoor op een relatief hoog abstractieniveau. Verwacht als lezer zeker niet direct in de praktijk te gebruiken informatie.
Vaak wordt bij e-handel en ‘business intelligence’ vergeten dat er aan dit soort projecten een nadrukkelijk menselijke kant zit. Daar zit ‘m vaak het probleem wanneer projecten, ondanks al het technologische vernuft dat is ingezet en alle consultants die zich er over hebben gebogen, toch nog mislukken. Daarom is het jammer dat een door Liautaud onderkende ‘misconception’ als ‘Sharing information means losing control’ of – niet onaardig natuurlijk – ‘Information technology cannot understand the business’ pas achterin het boek aan de orde komen. Beide stellingen zijn volgens de auteur aantoonbaar niet juist. Om naar de tweede uitspraak te kijken: Liautaud meent dat steeds meer cio’s tegenwoordig eerder beschouwd kunnen worden als ‘business leaders’ dan als louter uitvoerende functionarissen.
De andere twee misvattingen zijn overigens: ‘We do not need all that data anyway’ en ‘Self-service is a waste of time for the users’. Het zijn deze stellingen en de reactie die de auteur daarop geeft die het boek toch interessant maken. De hoofdstukken en paragrafen die daarvoor zijn afgedrukt zijn weliswaar nuttig, maar kunnen zonder veel problemen ook in andere boekwerken over e-handel, ‘business intelligence’ of desnoods de Nieuwe Economie worden gevonden. Het is jammer dat Liautaud voor deze algemene inleiding zo’n groot deel van zijn pagina’s heeft ingeruimd. Het verder uitbouwen van de vier misvattingen – en er zijn er vast nog véél meer te vinden – was niet alleen de lezenswaardigheid van het boek ten goede gekomen, maar had het boek bovendien voor zowel businessmanagers als it-managers tot verplichte kost kunnen maken. Nu is het boek vooral een inleiding, zoals er al meerdere in de boekenkast staan.
Robbert Hoeffnagel Freelance Medewerker ‘e-Business Intelligence: turning information into knowledge into profit’, Bernard Liautaud (met Mark Hammond). McGraw Hill, New York 2001, 306 pagina’s ISBN0-07-136478-1. Prijs 27,95 dollar (� 67,50 gulden / 30,63 euro).