James Goodnight, vaak beschouwd als de ‘godfather’ van datamining, overweegt ‘zijn’ SAS Institute gedeeltelijk naar de beurs te brengen. Hij kan zo zijn toch al zeer blije personeel met aandelenopties verder in de watten leggen. De SAS-werknemers hebben weliswaar veel plezier in hun werk, maar zien collega’s bij concurrerende bedrijven meer geld verdienen. Goodnight kan daarom niet om een beursgang heen.
Gelukkige mensen maken intelligente software, vooral als het om Business Intelligence Software gaat. Dat is zo’n beetje het credo van James Goodnight, de ceo, eigenaar en oprichter van het SAS Institute. Toen Goodnight als programmeur bij het Apollo-project van Nasa werkte – waar alleen de astronauten gratis frisdrank kregen – besloot hij dat zijn toekomstige werknemers het een stuk beter zouden krijgen. Het hoofdkwartier van SAS in Carey, North Carolina duikt daarom nu niet voor niets regelmatig op in de top-tiens van ‘Beste Plaatsen om te Werken’.
Goodnight: "Negentig procent van de waarde van mijn bedrijf vertrekt ’s avonds door de poort. Ik wil dat ze de volgende dag terugkomen." En hij wil dat ze uitgeslapen en tevreden terugkomen. Het SAS Institute verhoudt zich daarom tot prettige arbeidsomstandigheden als de maffia tot georganiseerde misdaad.
De Amerikaanse Business Week publiceerde onlangs een uiterst saaie fotoreportage over het leven op de campus van het SAS Institute. Het zijn allemaal kiekjes van gelukkige werknemers en hun kinderen die genieten van Montesori-kinderopvang, massage, dansstudio’s, meditatieruimten, sportzalen, golfbanen en levende muziek in de kantine. En dan zijn er nog de winstdeling, de gratis M&M’s (!), de doorbetaalde vakantiedagen en – zeer ongebruikelijk in de VS – de 35-urige werkweek.
Die 35-urige werkweek wordt op de campus van SAS met strenge hand doorgevoerd. Om zes uur gaan de kantoren onherroepelijk dicht en moet iedereen dus het pand hebben verlaten. Zo’n korte werkweek is voor Amerikaanse begrippen ongekend. In de VS is het immers al een uitzondering wanneer een werknemer ‘slechts’ veertig uur per week werkt. James Goodnight wil dat zijn werknemers het avondeten nuttigen met hun partners en kroost. Dat is goed voor de werknemers, goed voor hun kinderen en uiteindelijk goed voor SAS. Bovendien – zo meent Goodnight – keldert de productiviteit van werknemers na vijf uur toch naar een zeer bedenkelijk niveau. Goodnight: "Je kunt maar een beperkt aantal uren per dag echt creatief werken."
Amerikaanse droom
Er is bij SAS geen plaats voor nerds die twintig uur per etmaal code schrijven tussen verfomfaaide pizzadozen en verfrommelde frisdrankblikjes. Veel werknemers van SAS maken in een week net zoveel uren als een doorsnee Oracle-loonslaaf maakt in drie dagen. SAS is een bedrijf voor families dat ‘family values’ hoog in het vaandel heeft staan. Geen wonder dat James Goodnight een paar jaar geleden een eervolle plaats kreeg in het Museum of the American Dream. In dit virtuele museum (te bezichtigen op http://www.achievement.org) verkeert hij in het gezelschap van beroemde landgenoten als golfoorloggeneraal Norman Schwartzkopf, huiskamergodin Martha Steward en vitamine-C-goeroe Linus Pauling.
James Goodnight is niet ‘slechts’ een altruïstische filantroop of een softwaresinterklaas. Hij gelooft dat de loyaliteit van het personeel fundamenteel is voor het welslagen van zijn bedrijf. Onlangs zei hij in een interview dat "creatieve processen in een hightech bedrijf het best gaande kunnen worden gehouden door zeer gemotiveerde werknemers". Het SAS Institute heeft ervoor gekozen zijn werknemers te motiveren door waar mogelijk de stress weg te nemen uit hun bestaan. Toen Goodnight en zijn vrouw niet tevreden waren met het onderwijs dat hun zoon kreeg op de plaatselijke middelbare school, begonnen ze een eigen opleiding op de campus: de Carey Academy. Uiteraard staat de nieuwe school vol computers en kunnen ouders online controleren of hun kids huiswerk hebben. Helaas voor Goodnight vertikte zijn zoon het om zijn oude school te verruilen voor de modelschool van SAS.
Het succes van Goodnights benadering blijkt vooral uit het zeer geringe verloop onder de 3500 werknemers van SAS in Carey. Jaarlijks vertrekt niet meer dan 4 procent. En dat in een bedrijfstak die te maken heeft met een verloop van gemiddeld 20 procent. Toch zijn ook in Carey de verleidingen groot. Het stadje ligt vlak bij North Carolina’s Research Triangle Park en als SAS-werknemer hoef je slechts de straat over te steken om een baan te krijgen bij een respectabel bedrijf als Cisco, Ericsson, Nortel of IBM. Volgens David Russo, voormalig vice-president human resources, bespaart SAS door het geringe verloop van personeel jaarlijks zo’n 65 miljoen dollar. Geld dat anders besteed zou worden aan headhunters, advertenties en andere methoden om personeel te werven.
SAS gebruikt ook de eigen data-analysesoftware om mogelijke oorzaken van onvrede op te sporen en uit te schakelen. "We ontdekten dat we relatief veel verloop hadden in de groep mensen die hier vijf tot acht jaar werkt," zegt Goodnight in een interview met het tijdschrift Workforce. "Het is een kwetsbare groep. Werknemers hebben de neiging om na vijf jaar rusteloos te worden." Getalenteerde mensen die vijf jaar bij een bedrijf werken, dragen door hun ervaring ook veel bij aan het bedrijf. Uit de data-analyse bleek dat deze groep relatief achter bleef in de salarisontwikkeling. Dat is door SAS onmiddellijk gecorrigeerd.
Business Intelligence Software
Het SAS Institute is bij het Amerikaanse publiek beter bekend als een fijne plek om te werken dan vanwege de software die het maakt. Dat komt omdat de Business Intelligence Software van SAS niet bestemd is voor de huiskamer, maar voor de zakelijke markt. In die wereld is SAS kind aan huis. Volgens Goodnight gebruikt 98 procent van de bedrijven uit de Fortune 500 de datamining-, datawarehousing- of data-analysesoftware van het SAS Institute. Dat is een bijna perfecte score en een goede manier om te zeggen dat je dus vrijwel niet om SAS heen kunt.
Hoe betrouwbaar de informatie van Goodnight is, is moeilijk te zeggen. Als particulier bedrijf hoeft SAS geen cijfers of informatie openbaar te maken en Goodnight – die voor 67 procent eigenaar is van SAS – zou iedereen gemakkelijk in de maling kunnen nemen.
Simplistisch gezegd tovert de software van SAS bruikbare informatie tevoorschijn uit een gigabytehutspot aan bedrijfsinformatie of andere data. Bedrijven kunnen in de gegevens over hun klanten zoeken naar mogelijke afnemers van nieuwe producten. Banken kunnen met behulp van dataminingsoftware bepalen welke klanten ze leningen aanbieden. Medische onderzoekers gebruiken producten van SAS om statistische verbanden te vinden tussen genetische eigenschappen en het voorkomen van bepaalde ziekten. Het Amerikaanse censusbureau gebruikt de software om de gegevens van de volkstelling te analyseren.
Maar er zijn meer creatieve mogelijkheden. Journalisten van de Miami Herald gebruikten de software van SAS om de relaties te ontdekken binnen een groep samenzweerders die in 1997 via fraude de burgemeesterverkiezingen in Miami naar zijn hand wist te zetten. De reportage was goed voor een Pulitzerprijs, met een bedankje aan SAS.
Programma voor mainframes
Goodnight legde de basis van zijn bedrijf in de jaren zeventig, toen hij als docent verbonden was aan de North Carolina State University. Samen met Tony Barr ontwikkelde hij een programma voor mainframes, dat kon worden gebruikt voor het analyseren van gegevens over de landbouwproductie. Al gauw lieten verschillende verzekeringsmaatschappijen hun interesse blijken.
Toen Goodnight en Barr in 1976 de universiteit verlieten, mochten ze – het was in de prehistorie van de software-industrie, toen men nog niet dacht aan patenten op software – hun driehonderdduizend regels aan code voor nop meenemen. Met geld van Goodnight en John Sall begonnen ze SAS, dat toen nog stond voor Statistical Analysis Systems. Anno 2001 zijn Goodnight en Sall nog steeds de enige eigenaars van SAS. Goodnight heeft tweederde en Sall eenderde van het bedrijf.
Na 25 jaar is het SAS Institute de onbetwiste leider in de markt van Business Intelligence Software. Tot nu toe is de omzet van jaar tot jaar steeds met meer dan tien procent gegroeid. In 2000 noteerde de onderneming een omzet van 1,12 miljard dollar. Het is daarmee het grootste particuliere softwarebedrijf van de wereld. SAS incasseerde in 2000 volgens marktonderzoeker Gartner Dataquest 303 miljoen dollar aan licentiegeld voor business intelligence software, waarbij de licenties voor datawarehousing buiten beschouwing worden gelaten. IBM is een goede tweede met 245 miljoen dollar aan licentiegeld. Andere concurrenten in deze markt zijn Business Objects, Information Builders en Cognos. Het aanbod van producten van SAS is breder dan dat van zijn concurrenten, zeker nu het bedrijf zich ook met overgave heeft gestort op de lucratieve markt van het customer relations management.
Wie wil er nu aandeelhouders?
James Goodnight is ceo en eigenaar van 67 procent van het SAS Institute. Zijn personeel komt fluitend naar het werk. Als we Goodnight mogen geloven dan ondervindt zijn bedrijf nauwelijks last van de huidige crisis. Ondanks de dalende euro – waardoor SAS’ Europese concurrenten goedkoper kunnen leveren – was er in 2000 een winst van zo’n 150 miljoen dollar. Goodnight zegt in USA Today: "In de afgelopen 25 jaar hebben we geen enkele keer een vermindering gezien in de vraag naar het type software dat wij maken." Het bedrijf slaagt erin niet alleen personeel, maar ook klanten vast te houden en heeft daardoor – opnieuw als we Goodnight mogen geloven – een heleboel geld op de bank. Als we daarbij nog bedenken dat Goodnight de publiciteit schuwt en een hekel heeft aan analisten, dan kan men zich afvragen waarom hij in godsnaam zijn bedrijf naar de beurs wil brengen?
De reden is bijna banaal te noemen: geld. Niet voor Goodnight of voor het SAS Institute zelf, maar voor de werknemers. Het personeel heeft zich de afgelopen jaren namelijk geregeld collectief achter de oren gekrabd. Gratis massage, levende muziek en M&M’s in alle kleuren van de regenboog zijn mooi, maar je wordt er niet echt rijk van. Er werd toch met enige afgunst gekeken naar de werknemers van Oracle, Microsoft en andere topbedrijven, die liefdevol werden bedolven onder aandelenopties. Ook de virtuele welstand van de werknemers van de dotcoms zal de hebzucht in Carey wel hebben opgewekt. Het besluit om SAS naar de beurs te brengen is volgens Goodnight dan ook vooral ingegeven door druk van het personeel: "Mijn verkopers krijgen aanbiedingen van andere bedrijven om twee keer zoveel te verdienen met daar bovenop nog aandelenopties. En dat zijn dan nog de slechtste aanbiedingen".
Verschillende analisten menen bovendien dat, om van SAS een bekend mondiaal bedrijf te maken, een beursgang noodzakelijk is. Het bedrijf had in 2001 meer dan een miljard dollar aan inkomsten. Volgens een rapport van de firma Bain Consulting kan een totale globalisering van het bedrijf resulteren in inkomsten die rond de twintig miljard dollar per jaar liggen. Het is dan wel noodzakelijk dat het bedrijf zich meer profileert en veel meer aan de weg timmert. Het SAS Institute heeft in 2000 voor het eerst commercials uitgezonden op de Amerikaanse televisie. Ook is een beursgang een belangrijke stap naar een naamsbekendheid die kan wedijveren met die van concurrenten als Oracle en Siebel.
Maar wanneer is het zover? Goodnight benadert de beursgang met frisse tegenzin en heeft absoluut geen haast. De onderneming zal zeker niet voor mei 2002 op Wall Street terecht komen. Men is momenteel bezig de boekhouding van het bedrijf – verdeeld over 156 kantoren in 53 landen – te standaardiseren en geschikt te maken voor de beursgang. Dat gebeurt middels de implementatie van Oracle Financials, een programma dat volgens Goodnight zó vol met bugs zit dat het nog wel een jaar kan duren voordat alles in orde is.
Als particulier bedrijf heeft het SAS Institute nog nooit kwartaalcijfers gepubliceerd. Voor een aan de beurs genoteerd bedrijf is het noodzakelijk om binnen vijftien dagen na het einde van het kwartaal met kwartaalcijfers te komen.
Goodnight blijft de baas
James Goodnight wil ook na een eventuele beursgang de touwtjes stevig in handen houden. Hij is niet van plan om meer dan vijftien procent van zijn bedrijf uit handen te geven aan aandeelhouders. En hij lijkt ook niet genegen om zijn reputatie als weldoener voor zijn personeel op te geven. Dat ondervond André Boisvert, die in september 2000 als president en coo (‘chief operating officer’) bij SAS werd binnengehaald, aan den lijve. Boisvert, die het klappen van de zweep heeft geleerd bij Oracle, wilde snoeien in de kosten om het bedrijf aantrekkelijker te maken voor potentiële investeerders.
Goodnight zag daar geen brood in. De geroutineerde ceo en de kersverse coo stonden loodrecht tegenover elkaar wat betreft hun visie op de verkoopstaf. Boisvert wilde die inkrimpen en harder laten werken, Goodnight wilde juist uitbreiden. Boisvert liet zich tijdens een interview ontvallen dat het maar eens afgelopen moest zijn met het idee dat werken bij het SAS Institute een vorm van vroegtijdige pensionering zou zijn. In februari 2001, vijf maanden na zijn aantreden, kon Boisvert zijn biezen pakken.
Volgens analisten ligt de virtuele marktwaarde van het SAS Institute ergens in de buurt van de twintig miljard dollar. Door niet meer dan vijftien procent van de aandelen uit te zetten – het grootste daarvan deel zal bovendien via opties naar het personeel gaan – zal Goodnight de macht houden.
Het zal hem alleen niet meevallen een groot deel van zijn tijd te moeten ‘verdoen’ in gesprekken met journalisten en analisten. Goodnight houdt er nog steeds van zich terug te trekken op zijn eigen werkplek, om ouderwets coderegels te schrijven. Werk moet in de optiek van Goodnight ‘fun’ zijn. Niet alleen voor hem, maar voor alle werknemers van SAS.
Teake Zuidema Freelance Medewerker
Vertroetelen werknemers resulteert in inkomsten
De werkomstandigheden van het personeel van het SAS Institute in Carey, North Carolina verschillen nogal van wat gebruikelijk is in bedrijven die opereren in de nieuwe economie. Toch is het meer dan louter weldoenerij van SAS-eigenaar James Goodnight. Het vertroetelen van het personeel kan economisch vruchten afwerpen. Dat beweert tenminste Jeffrey Pfeffer, professor management aan Stanford University. In zijn boek ‘Hidden Value – How Great Companies Achieve Extraordinary Results With Ordinary People’ wijdt Pfeffer een heel hoofdstuk aan de bedrijfscultuur van het SAS Institute. Zijn conclusie is dat het beter en goedkoper is om het bestaande personeel in de watten te leggen en te behouden dan om voortdurend achter nieuw talent aan te jagen.
Pfeffer schrijft dat het geringe verloop van personeel voor SAS een jaarlijkse besparing op wervingskosten betekent van zeventig miljoen dollar. Daar bovenop komen nog de moeilijk te kwantificeren besparingen die voortvloeien uit het werken met personeel dat het bedrijf door en door kent. Een ander voordeel is dat het SAS Institute door het geringe verloop van het personeel veel sterkere persoonlijke relaties kan onderhouden met de klanten. Pfeffer schrijft: "De gebruiker kan bij SAS communiceren met de persoon die zelf bepaalde software heeft ontwikkeld. Zo ontstaat een bedrijfsmodel dat steunt op persoonlijke relaties." Die persoonlijke relaties zouden weer van gunstige invloed zijn op de jaarlijkse vernieuwing van de softwareleases. SAS is niet goedkoop, men betaalt minimaal vijftigduizend dollar per jaar voor vijftig werkplekken. Toch wordt ieder jaar 98 procent van de leases verlengd, wat het SAS Institute een zeer stabiele inkomstenstroom oplevert.