Het concept van agenttechnologie is niet nieuw in de it-wereld, maar de toepassingen zijn vooralsnog beperkt. De verschrikkelijke dienst, geleverd door ‘automatische’ telefoonhulpsystemen, zou een stimulans moeten betekenen om hierin verandering te brengen, en daarmee de range van applicaties uitbreiden.
Agents zijn softwaresubsystemen die op verzoek onafhankelijk op de achtergrond werken. Ze kunnen ‘event-driven’ of interactief zijn. In het eerste geval zoeken ze ergens naar, en bij een positief resultaat zenden ze een waarschuwingssignaal naar een supervisor. In het tweede geval doet een gebruiker een verzoek, waarbij hij de agent activeert. Het antwoord kan interactief zijn, maar in veel gevallen duurt het lang, en wordt het op dezelfde wijze afgehandeld als een waarschuwingssignaal.
De meest gebruikelijke toepassing is te zien in het systeembeheer. De agents volgen de activiteit van specifieke beheertools en rapporteren het resultaat aan een beheersysteem op een hoger niveau. Dit werkt omdat elke agent wordt toegewezen aan een bekend, statisch subsysteem, en hij een gemeenschappelijke interface kan gebruiken naar het systeem op een hoger niveau. Het eenvoudige snmp-protocol deed het bijvoorbeeld goed bij het beheren van communicatienetwerken, en werd ook vaak gebruikt voor besturingssystemen, databases, enzovoort. Helaas zijn weinig andere applicaties zo formeel te representeren. De enorme problemen die zoekopdrachten via internet leveren, zijn een duidelijke indicatie van de problemen die spelen bij het omgaan met ongestructureerde systemen.
Agenttechnologie is gebruikt voor individuele pc’s (Microsoft Office Assistent) en voor ‘crawlers’ op internet. Geen van beide toepassingen zijn algemeen geaccepteerd, en Office Assistant gooit hoge ogen als het gaat om de meest uitgeschakelde feature van welke software dan ook. Het probleem is niet het concept, maar de implementatie. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze systemen beter worden naarmate de ervaring ermee toeneemt. Office Assistant is dubieus, want opdringerig. Het belangrijkste probleem is echter dat de ‘wizzards’ vertrouwen op een uitgebreide hulpbibliotheek, die Windows nu eenmaal niet heeft.
Zoals gebruikelijk komt het probleem voort uit een gebrek aan standaarden. Tivoli kan bijvoorbeeld snmp-standaarden hanteren, maar de hogere niveaus zijn bedrijfseigen. Bij het ontwikkelen van standaarden zou de architectuur van een agentsysteem vanaf het begin beter gedefinieerd moeten worden. Wanneer men het Tivoli-model toepast, zijn de volgende elementen van een architectuur te onderscheiden.
Basis agents. Dit zijn de basale ‘mail’-elementen die filteren, sorteren, en zorgen dat aanvragers en agents met elkaar in verbinding blijven.
Avatars. Deze term is afkomstig van de spelmachines. Ze trekken de aandacht van een gebruiker voor een gebeurtenis (de geduchte paperclip van Microsoft is een voorbeeld). Ze kunnen natuurlijk met andere software samenwerken op de achtergrond, zoals in beheerproducten, en ze kunnen intelligent zijn. Het Britse postkantoor en de universiteit van East Anglia hebben geëxperimenteerd met directe vertaling in gebarentaal voor doven. Dit terrein is toe aan innovatie.
Communicatie. Verschillende systemen moeten eenduidig samenwerken. Dat is betrekkelijk makkelijk als alle subsystemen van dezelfde leverancier afkomstig zijn, maar het is een probleem bij bijvoorbeeld internet, waarbij een ondefinieerbare groep providers betrokken is. Dit is weer een terrein waar XML kan helpen.
Intelligentie. Er worden diverse soorten intelligentie geëist van agents. Sommige zijn triviaal, maar toepassingen van op kennis gebaseerde technologie en van AI hebben de toekomst. Er moet ook een variëteit in potentie bestaan, zodat de eenvoudigere agents op de lichtgewicht clients kunnen draaien, en agents met hogere functionaliteit op de servers. AI zal onvermijdelijk vruchten afwerpen wanneer nieuwe concepten zich aandienen in de it-wereld.
Dialogen. Het is niet de eerste keer dat de it-industrie wordt geconfronteerd met de behoefte aan effectieve interactie met de gebruiker. Als de meeste web- en helpdesksystemen exemplarisch zijn, hebben we nog een lange weg te gaan. We zijn slechts in staat om gestructureerde dialogen te scheppen, en dat is niet wat gebruikers willen. Misschien zien we nu eindelijk enige vooruitgang met natuurlijke talen.
Er zijn echter nog veel nevenonderwerpen die het overdenken waard zijn. Boven aan de lijst staat de mogelijkheid om de ideeën van de gebruikers af te beelden op de juiste vraag, en dan de kwaliteit van de benaderde data te schatten. Mensen zullen vertrouwen op de antwoorden van een incorrect geformuleerde ‘query’, die is ontleend aan inadequate data – met ernstige gevolgen. Vervolgen we het pad door dit mijnenveld, dan zien we allerlei vragen over eigendomsrecht, tarifering en beveiliging die moeten worden aangepakt. Er is nog een lange weg te gaan, maar er zijn enkele bemoedigende tekenen dat er vooruitgang wordt geboekt.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.