Nog te vaak sterven in Nederland softwareprojecten in goede bedoelingen en verkeerde aanpak. Wellicht door het economische hoogtij van het afgelopen decennium heeft het bedrijfsmanagement geen impuls gevoeld zich te bemoeien met verbetering van de softwareontwikkeling.
Volgens drs. Michel Rutgers heeft die laakbare houding tegenover softwareontwikkeling te maken met het economische hoogtij van de afgelopen periode. "Er werd toch wel genoeg geld verdiend, dus de drang om voorwaarden te scheppen voor het maken van kwalitatief goede software bleek afwezig. Hoewel er natuurlijk positieve uitzonderingen zijn", benadrukt hij.
Rutgers is onafhankelijk consultant bij SPI-Partners, lid van de stichting Spider (Software Process Improvement, http://www.st-spider.nl) en voorzitter van de werkgroep ‘Invoeringsstrategieën CMM niveau 2’ (Capability Maturity Model). Afgelopen dinsdag presenteerde hij de resultaten van de werkgroep op een Spider-bijeenkomst. Tevens is hij CMM-examinator bij Exin.
Volgens de bedrijfskundige houdt het topmanagement (ook overheid) zich nog te vaak afzijdig van informatietechnologie. Vaak is de it-strategie het exclusieve domein van de it-manager, terwijl juist het topmanagement richting moet geven aan die strategie, betoogt hij. Hij ziet wel lichtpuntjes. "Door het 2000- en het europrobleem hebben veel topmanagers ingezien dat dit soort trajecten veel meer aandacht verdienen."
Te weinig kennis
Ook wreekt zich in Nederland, volgens Rutgers, het gebrek aan goed opgeleid it-personeel. Projectleiders en softwareontwikkelaars blijken vaak niet tegen hun taken opgewassen. "Vraag de gemiddelde softwareprofessional maar wat configuratiemanagement inhoudt; hij zal met een mond vol tanden staan." Dat de conjuncturele vaart er tegenwoordig een beetje uit is, betreurt hij allerminst. "In het verleden hebben veel mensen een half jaartje een cursus gevolgd en zijn ze meteen als volwaardige it-krachten ingezet. Bij detacheringbureaus zitten deze mensen nu op de bank. Ik hoop dat ze hun tijd gaan gebruiken om hun kennis bij te spijkeren, met name op het gebied van softwareprocessen."
Tekenend voor het gebrek aan kennis op het gebied van softwareprocessen bij it-professionals is dat Exin, Nederlands nationale exameninstituut voor informatica, weinig Nederlanders voor het CMM-examen weet te porren (inmiddels wordt het examen wel in China afgenomen).
CMM definieert processen waarlangs software moet worden ontwikkeld. Het heeft vijf niveaus en is gebaseerd op best practice-ervaringen. Op het laagste niveau zijn de softwareprocessen adhoc en af en toe zelfs chaotisch. Slechts enkele processen zijn gedefinieerd. Het slagen van het project hangt volledig af van de individuele capaciteiten en inzet van medewerkers en management. Bij niveau 2 worden de softwareprocessen gemanaged binnen de projecten en zijn ze herhaalbaar in opeenvolgende projecten. Op niveau 3 is sprake van gedefinieerde en consistente softwareprocessen. Bij niveau 4 zijn de resultaten van de softwareprocessen voorspelbaar. Hierbij vinden gedetailleerde metingen van de processen plaats en wordt de kwaliteit van de producten verzameld en bewaard. Op niveau 5 is sprake van voortdurende verbetering van de softwareprocessen.
In 1999 waren er volgens de Meta Group wereldwijd slechts acht bedrijven op niveau 5 gecertificeerd. Meta klaagde dat de adoptie van CMM veel te traag verloopt. Sindsdien is nauwelijks versnelling opgetreden.
Anderhalf jaar heeft Rutgers leiding gegeven aan Spiders CMM-werkgroep. Wat hij er zelf van heeft geleerd? "Je moet modellen als CMM niet dogmatisch toepassen. Daarnaast is voor het succesvol implementeren van een SPI-project veelal een organisatieverandering nodig. Het topmanagement moet die dragen. Als het dat niet doet, gaat elk SPI-project ten onder. Bij een niet geïnteresseerde top moet je gewoon niet beginnen aan een SPI-project!"