Zo lang ik me kan heugen, heeft er een heftige discussie gewoed over de relatieve voordelen van het installeren van softwareapplicatiepakketten versus het in huis ontwikkelen van applicaties. Het was nooit een eenvoudige beslissing, en door de jaren heen wisselden de meningen. Onvermijdelijk ontstaat een probleem, want het kost heel veel inspanning om een nieuwe (in huis ontwikkelde) applicatie of een nieuw pakket te implementeren. In de praktijk vormt de software zelf maar een klein deel van het probleem, vergeleken met de training en het databasebeheer. De situatie zal dus nooit geheel stabiel zijn; er zal een mengsel zijn van oud en nieuw, van pakketten en in huis ontwikkelde applicaties.
Op het moment is de pakketbenadering het helemaal. Voor kleine en middelgrote bedrijven is het uiteraard onpraktisch om de staf in te zetten voor het ontwikkelen van programma’s. Pakketten zijn nu dan ook de enige oplossing, maar dat kan veranderen wanneer de componenttechnologie volwassen wordt. Aan de andere kant werden ondernemingen geconfronteerd met steeds complexere eisen. (Dit wordt altijd beweerd, maar het is niet zo duidelijk waarom een groter bedrijf in alle gevallen ook complexere applicaties nodig heeft.) Het merendeel van de applicaties werd dan ook door de bedrijven zelf op maat ontwikkeld. Vanwege de schaal van de investering zetten de grotere bedrijven grote dataverwerkingsafdelingen op, die voor een aanzienlijke overhead zorgen. Ook ontwikkelden ze specifieke vaardigheden rond hun eigen favoriete ontwikkeltools.
Het betekende een grote investering in ontwikkelmachines, softwaretools en vaardigheden van het personeel. Om verschillende redenen zijn de afgelopen tien jaar echter vele in huis ontwikkelde applicaties vervangen door pakketten. Met name door die pakketten, die verschillende functies in een gemeenschappelijke database integreren: erp-systemen. Deze pakketten bieden feitelijk weinig nieuwe functionaliteit, maar de marketing – meestal van SAP – was briljant. Er werd hoog opgegeven van de voordelen van integratie en moderne technologie – in het bijzonder de client/server-architectuur – werd gepusht.
SAP had het bij het rechte eind. Van begin af aan zagen ze in dat de dikke-clientarchitectuur zou falen, en met hun dunne-clientsystemen wisten ze andere pakketleveranciers als MSA uit de markt te drukken. Ook wisten ze ondernemingen zo ver te krijgen dat ze afstapten van het in huis ontwikkelen en dat ze het merendeel van de applicaties vervingen door pakketten. Helaas had dat meer te maken met de manier van marketing dan met de werkelijke voordelen, en het gebeurde in veel gevallen achter de ruggen om van de it-afdelingen.
Maar het ging niet zoals het moest. De meeste bedrijven die voor het nieuwe erp-concept hadden gekozen, merkten te laat dat het ongelooflijk duur was. De consultancy-bureaus verdienden goud door klanten te ‘helpen’ met het implementeren van erp-pakketten. Maar omdat geen twee bedrijven dezelfde eisen hebben, was er substantieel en kostbaar maatwerk vereist gedurende en na de implementatie. Het ergste moest echter nog komen. Voordat de inkt op de erp-contracten goed en wel droog was, maakten twee nieuwe concepten hun opwachting: eerst klantenrelatiebeheer (crm) en daarna e-handel. De integratie die erp beloofde, bleek een verkooptruc. Uiteraard zagen de pakketleveranciers en consultants deze nieuwe problemen als uitdagingen, en dus produceerden ze nieuwe modules die toegevoegd moesten worden aan de geïnstalleerde systemen. Echter, crm zou gebaseerd zijn op een gegevenspakhuis met data uit alle mogelijke bronnen van de onderneming, niet alleen die in de erp-database. In het ideale geval zou de data in het erp-systeem gebruikt worden om het gegevenspakhuis te voeden. Dat bleek moeilijk vanwege de bedrijfseigen aard van de database die het erp-systeem ondersteunt. Het probleem is overigens de toegang tot de logische data, niet het ondersteunende rdbms.
E-handel is zelfs nog moeilijker te integreren met een client/server-applicatie, aangezien zij gebaseerd moet zijn op internetstandaarden, en in sommige gevallen het doorgeven van berichten. Dit betekent dat e-handelapplicaties ‘au fond’ onafhankelijke subsystemen zijn die met de erp-systemen geïntegreerd moeten worden. Uiteraard is dat praktisch, maar het vergt een nieuwe suite eai-applicaties (‘enterprise application integration’), gebaseerd op webapplicatieservers zoals Websphere. Deze moeten via een interface worden gekoppeld aan bestaande applicaties (het nieuwe erp-system is al een legacy-applicatie!), en dus moeten de api’s naar de applicatie worden opengesteld. Deze api’s zijn wel beschikbaar bij een erp-pakket, maar tegen een flinke prijs. Had nou maar de applicaties zelf ontwikkeld, dan…
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.