Merrill Lynch publiceerde vorige week een pijlsnel onderzoekje naar de stand van de technologie-industrie. Daaruit kwamen twee opmerkelijke uitkomsten. Ten eerste bleek dat bedrijven in Europa dit jaar 2 procent minder aan informatietechnologie willen uitgeven dan vorig jaar, terwijl ze een half jaar geleden nog dachten 13 procent meer te gaan uitgeven. "Nou en?", zult u waarschijnlijk denken. Misschien wist u het nog niet, maar vermoeden deed u het allang.
Wat het onderzoekje interessanter maakt; het blijkt dat de onderzochte bedrijven in de Verenigde Staten dit jaar nog steeds 5 tot 6 procent meer willen uitgeven aan technologie.
Probeer daar maar eens een verklaring voor de vinden.
De Amerikaanse economie staat er zwakker voor en kampt al een half jaar langer met de technologische deconfiture. Bovendien heeft het bedrijfsleven in de VS het afgelopen decennium de it-budgets gemiddeld met 30 procent per jaar laten groeien, vergeleken met 17 procent in Europa. Als er al ergens sprake is van overinvestering, dan zou het in de VS moeten zijn, waar ze dus wel een jaartje op de it-vetreserve zouden moeten kunnen draaien.
Maar nee dus. Nu kun je heel bevooroordeeld zeggen dat Europeanen wat prudenter en realistischer zijn dan de brallerige Yanks, en dat als puntje bij paaltje komt de Amerikanen ook de broekriem zullen moeten aanhalen.
Feit is dat Amerikanen investeren in de toekomst, want wat onmogelijk is af te voeren op een statistische onvolkomenheid is dat de helft van de ondervraagde Amerikaanse bedrijven investeert in draadloze ‘local area networks’. En in Europa? Nul.
Dus terwijl Europa smakelijk moest lachen om de Amerikanen die het niet eens wilden worden over een mobiele telefoonstandaard, heeft de VS straks meer draadloze bedrijven dan het oude continent, en de Amerikanen leiden met Rim’s Blackberry ook al in draadloze zakelijke e-mail. Europa twee keer links ingehaald, dus.
En terwijl Amerikaanse kantoren op hoge snelheid draadloos gaan, draait Europa met de duimen en wacht. Waarop eigenlijk? Mogelijk dat het Europese bedrijfsleven op de eigen Ericsson-vinding Bluetooth wacht, dat ook draadloze netwerken creëert, die weliswaar iets minder snel zijn, en ook minder ver reiken, maar ook beter voorspelbaar zijn, en tevens efficiënter met radiospectrum en energie omspringen.
Beide draadloze netwerktypen zijn geen vervanging voor de derde generatie-telefonie, omdat W(ireless)lan en Bluetooth op hun best enkele honderden meters dekken, maar er is een voordeel: Wlan is er al. Na de gebruikelijke kinderziektes is Wlan (ook wel Wi-Fi genoemd) nu bezig met een volwassen groei. En hoewel Bluetooth een paar jaar achterloopt op Wlan is dit het jaar dat de technologie commercieel beschikbaar is.
Zoals bekend wordt de introductiedatum van 3G telkens verder naar achteren geduwd. Hoewel ik de chief technology officer, Jan Uddenfeldt, van Ericsson twee weken geleden nog hoorde beweren dat volgend jaar een groot aantal systemen klaar zal zijn, is de meer realistische verwachting 2003. En voordat het allemaal een beetje naar behoren werkt, is het al snel 2004 of 2005. Niet voor niets heet het ‘eenvoudige’ GSM-netwerk al de grootste ingenieursprestatie aller tijden te zijn (vergeet de Apollo’s maar), en nu komt er een netwerk dat ook nog eens internationaal data moet gaan ‘roamen’ en ‘handovers’ moet doen tussen 2G (GSM) en 3G (Umts).
Hoe ingewikkeld het is om al die technologie in een buitenformaat luciferdoosje te proppen, blijkt in Japan waar fabrikanten van zaktelefoons inmiddels bijna wekelijks honderdduizenden mobieltjes naar de fabriek terughalen. En dan gaat het daar alleen nog maar om 2,5G, ofwel de tussenstap die we in Europa pas deze zomer op brede schaal maken.
Maar er is een lichtpuntje voor de mobiele telecombedrijven die zich nog steeds de hersens pijnigen over welke slimme diensten ze moeten aanbieden voordat iedereen hun de kaas van het brood eet.
Een piepjong Israëlisch bedrijfje Bamboo heeft een methode gevonden (en gepatenteerd) om televisie naar zaktelefoons te zenden. Geen bandbreedte-vretende video-op-aanvraag waardoor radiostations worden geblokkeerd, maar televisie met een programmaboekje voor een vast bedrag van een tientje per maand, en bovendien per radiomast te specificeren dus bij uitstek geschikt voor lokale informatie.
In ruil voor 3 procent van de beschikbare netwerkcapaciteit kunnen twee tot vijf kanalen worden aangeboden. Omdat het zo weinig bandbreedte kost, die bovendien honderdduizenden keren opnieuw kan worden verkocht zonder gevolgen voor de netwerkcapaciteit, kijken de telecombedrijven voor het eerst naar een vette melkkoe voor hun 2,5 en 3G-netwerken.
Misschien niet revolutionair, maar wel doordacht. En dit soort onverwachte technologische meevallers maakt van Amerikanen nu zulke onverbeterlijke optimisten die meer uitgeven zelfs als ze het niet hebben.
Lucas van Grinsven werkt als Europees technologiecorrespondent bij een wereldwijd opererend persbureau in Londen. Spreekt dagelijks met Europese technologieondernemers en financiers.