Ik weet niet meer wat de aanleiding was. Het was in elk geval op een ochtend dat ik de kinderen naar school bracht. Uiteindelijk kwam het erop neer dat ik hen zat te vertellen hoe sinds 1995 gebruik van internet en mobiele telefonie de normaalste gang van zaken werden. Ze kunnen zich geen voorstelling maken over hoe het er vroeger uitzag, zes jaar geleden waren zij pas drie, zes en acht.
Papa had toen al wel een mobiele telefoon en er waren twee computers in huis, maar dat was het dan. Nu hebben mijn kinderen een leeftijd bereikt van negen tot veertien jaar, hebben ze alledrie hun eigen mobiele telefoon, een eigen pc, een eigen e-mail-account, luisteren ze alleen nog maar naar MP3-songs en kan de oudste dochter niet zonder haar dagelijkse chat-sessies.
Dat een typemachine vroeger geen aan/uit-knop had en dat cd’s vroeger zwart waren, zijn voor hen verhalen uit de oude doos. Het gebruik van een telefoon met een zwarte draad, maar ook het schrijven van brieven is voor hun iets uit de tijd van opa en oma. Als je vervolgens vertelt over de eerste internet-browsers en uitlegt hoe ftp- en MS-DOS-commando’s werken, dan voel ik mij net als toen mijn vader vertelde over vroeger. Toen betrof het een tijdsverschil van dertig jaar, nu een verschil van zes tot tien jaar. Voor deze ‘internet-tijdperk-kinderen’ is al deze informatie over vroeger slechts van voor 1995. Op zo’n moment denk je nog wel even na als ze uit de auto stappen. Als mijn kinderen straks gaan studeren, in hoeverre zal hun wereld dan veranderd zijn? Daarover gaat deze column.
Jaren geleden – als deeltijdhoogleraar aan de TU Eindhoven – had ik veel te maken met twee oude hoogleraren van Technologie Management. Zij vielen regelmatig terug op de leercurve-theorie. Op een dag kreeg ik een dikke stapel kopieën van oude artikelen van zo rond 1930. Dat bleek interessant materiaal te zijn. Uit de knipsels kwam naar voren dat bij het bouwen van nieuwe vliegtuigen ieder toestel sneller klaar was, en dit scheelde in de kosten. Luchtvaartmaatschappijen begonnen dat door te krijgen en wilden dat voordeel bij afname van een nieuw vliegtuig in de prijs terugzien. Uiteindelijk bleek men heel goed de kostprijs te kunnen inschatten. Bij iedere verdubbeling van het aantal gebouwde vliegtuigen, van één naar twee, naar vier naar acht, enzovoorts, bleek de kostprijs namelijk logaritmisch te dalen. In een grafiek met hierin zowel het cumulatieve aantal eenheden als de kostprijs per eenheid logaritmisch uitgezet, is dat een rechte lijn naar beneden. Deze lijn kun je proberen door te trekken.
Het blijkt dat iedere industriële handeling bij cumulatieve verdubbeling van het aantal handelingen slimmer wordt uitgevoerd, waardoor de kostprijs daalt. Vandaar de naam leercurve. Een lastige bijkomstigheid is dat je vaak verder dan tien jaar in de toekomst moet kijken. In onze ‘hightech wereld’ waarin je het al over technologiegeschiedenis hebt, terwijl het slechts een tijdsbestek van zes jaar betreft, is dat lastig. Maar het is wel degelijk mogelijk. Om u de details te besparen, slechts de conclusie.
Als je terugkijkt in de geschiedenis, pakweg zo’n vijf tot twintig jaar geleden, kun je een leercurve opstellen voor het aantal megabytes (zowel data als spraak) dat mensen ontvangen. Als je daarna de rechte lijn doortrekt, dan kun je daaruit concluderen dat u binnenkort 40MB per dag gaat consumeren, binnen afzienbare tijd zal dat 400MB per dag zijn en zo rond het einde van de huidige decade 4GB per dag. Dat ‘consumeren’ doe je tegen die tijd nog steeds voor een daalder per dag, een euro per etmaal of ‘a dollar a day’.
Als u op dit moment heel jonge kinderen hebt, vertelt u misschien over tien jaar hoe het anno 2001 was, inclusief hoe hoog de prijzen toen waren. 1Mbps kostte toen duizenden guldens per maand. Notebooks hadden toen nog allemaal een kabelaansluiting; voor een ethernetverbinding en voor een 56kbps inbel-modem. Als je op reis was dan kostte dat inbellen in een hotel 1 euro per minuut. "Hebben dat soort dingen bestaan?" "Ja, er hebben zelfs 300bps modems met zuignappen bestaan voor telefoons die vroeger een losse hoorn hadden. Je kon dan aan het geluid horen of je verbinding had."
Ik denk dat mijn kinderen, tegen die tijd studerend, een 100+1 oplossing zullen hebben. Dit wil zeggen 1Gbps via een optische fiber van polymeer plastic thuis, en 100Mbps door de lucht elders. Zij kijken tegen die tijd naar televisie wanneer het hun uitkomt, naar het programma wat zij willen zien, niet op een vast (gedicteerd) tijdstip. Ze beschouwen sleutels en plastic kaarten (creditcard en ID) als ouderwets, volgen college en werken aan werkstukken via het internet en hebben altijd en overal toegang tot hun files. Dit wil niet zeggen dat elektronische communicatie warme communicatie zal vervangen, dat zeker niet, maar een heleboel zaken worden handiger en meer betaalbaar.
Misschien hebben mijn kinderen straks hun eerste telefoontjes nog bewaard. Leuk om aan hun kinderen te laten zien dat opa vroeger nog telefoons had met een aan/uit-knop, waarbij je voor een ‘chat-message’ van 1MB – die in de toekomst 10 eurocent gaat kosten – toen nog meer dan 1000 euro betaalde.
Egbert-jan.sol@ericsson.com, vice president Technology Ericsson Nederland