Af en toe krijg ik nog een brief. Niet vaak, maar het gebeurt. Bijna al mijn ‘schriftelijke’ communicatie verloopt tegenwoordig via e-mail. Voor een advocaat misschien bijzonder, maar ik schat dat de gemiddelde lezer van deze krant ook bijna uitsluitend elektronisch communiceert.
Misschien geldt voor die gemiddelde lezer dan – net als voor mij – dat effectief gebruik van e-mail steeds moeilijker wordt. Het vinden van een relevant bericht in mijn ‘inbox’ is als zoeken naar een naald in een hooiberg van ongevraagde commerciële e-mail. Dat is niet alleen vervelend. ‘Spam’ schijnt het Europese bedrijfsleven 10 miljard euro per jaar te kosten. Dat is een hoop geld dat we liever in onze zak houden. Maar hoe?
Een elektronisch probleem los je misschien het beste ook elektronisch op. Ik maak dan ook driftig gebruik van regels en spam-filters om binnenkomende berichten automatisch te verwerken. Maar dan nog loopt de inbox vol. Op de keper beschouwd bestaat de overlast uit twee soorten berichten. In de eerste plaats intern: het gaat dan bijvoorbeeld om berichten van collega’s die niet de moeite nemen om zorgvuldig te adresseren. De helft van de berichten die bij ons aan de mailgroep ‘iedereen’ worden verstuurd, is eigenlijk voor een veel beperktere groep bedoeld. Ook wordt veel te weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om berichten van een verloopdatum te voorzien. Als ik na een aantal dagen afwezigheid weer op kantoor kom, vind ik steevast een of meer uitnodigingen om taart te komen eten ter ere van een verjaardag die tegen de tijd dat ik de uitnodiging lees al enkele dagen geleden is. Uit betrouwbare bron verneem ik dat veel bedrijven last hebben van deze ‘interne’ spam.
Een tweede belangrijke categorie van e-mailoverlast wordt gevormd door de ongevraagde commerciële e-mail. Marketeers weten steeds beter de weg te vinden naar mijn inbox. Zelfs in die mate dat het dagelijks gebruik van e-mail er langzamerhand danig door wordt bemoeilijkt. Mag dat nu zomaar: om marketingredenen een grote groep mensen van het werk houden en daarbij 10 miljard euro schade veroorzaken? Geen eenvoudige vraag. Zeker is dat de wetgever zich onze mailproblemen heeft aangetrokken. Er is dan ook een veelheid van wetten – in werking of op komst – waarin regels worden gegeven rond ongewenste commerciële intimiteiten.
In de eerste plaats bevat de nieuwe ‘Wet bescherming persoonsgegevens’ een regeling op grond waarvan men zich in het algemeen kan verzetten tegen de verwerking van persoonsgegevens voor marketingdoeleinden. Om commerciële e-mails te kunnen adresseren moeten immers veelal persoonsgegevens worden verwerkt (maar niet altijd: denk aan berichten aan info@bedrijf.nl). De ‘Wet bescherming persoonsgegevens’ verbiedt de handel in persoonsgegevens echter niet.
De recent in werking getreden ‘Wet koop op afstand’ kent specifieke regels voor commerciële contacten. Die regels maken onderscheid tussen de wijze van communiceren. Zo is het sturen van faxen en het gebruik van automatische telefoonoproepsystemen (denk aan het spraakmakende Karin Bloemen-bandje van een aantal jaar geleden) alleen toegestaan met voorafgaande toestemming van het slachtoffer. Gewoon opbellen mag wel zonder toestemming, mits maar meteen wordt gezegd dat het gesprek een commercieel oogmerk heeft. Ook commerciële e-mail mag, tenzij de geadresseerde te kennen heeft gegeven op zulke berichten geen prijs te stellen. Verschillende juridische regimes voor commerciële fax en e-mail dus: de wetgever doet kennelijk niet aan unified messaging.
Niet alleen verbiedt de ‘Wet koop op afstand’ commerciële e-mail niet, de wet kent voor de getergde e-mailgebruiker nog een ander probleem. Hij geldt namelijk alleen voor commerciële communicatie met consumenten, terwijl mij nu juist het zakelijk gebruik onmogelijk wordt gemaakt. Maar ook voor de zakelijke gebruiker zijn regels in de maak. In de loop van volgend jaar moet namelijk de aanpassing van ons burgerlijk wetboek aan de Europese ‘Richtlijn elektronische handel’ in werking treden. Er komt dan in het burgerlijk wetboek te staan dat ongevraagde commerciële communicatie door middel van elektronische post reeds bij de ontvangst duidelijk en ondubbelzinnig als zodanig herkenbaar moet zijn. Die herkenbaarheid zou natuurlijk bij voorkeur zodanig moeten zijn dat een spam-filter de commerciële berichten betrouwbaar automatisch kan filteren. Het is echter maar de vraag of de wet die automatische herkenbaarheid gaat eisen.
Verder moet op grond van de nieuwe wet degene die ongevraagde commerciële communicatie per elektronische post verspreidt, de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat degene die zich heeft ingeschreven in een ‘daartoe bestemd register’ commerciële communicatie ontvangt. Uit deze bepaling blijkt dat Nederland heeft gekozen voor een zogenaamd ‘opt-out’-systeem. Ongevraagde commerciële e-mail mag dus, totdat de geadresseerde aangeeft dat het niet langer mag. Dit systeem staat tegenover het ‘opt-in’-systeem, waarbij commerciële e-mail pas mag nadat iemand heeft aangegeven er prijs op te stellen.
Van de wetgever hoef ik als hoeder van mijn inbox dus niet te veel te verwachten. Dan dus maar hopen dat de ‘direct marketeers’ terughoudendheid zullen betrachten, bij voorkeur ondersteund door zelfregulering van de branche. De DMSA, de brancheorganisatie van direct marketeers, heeft op dit punt een reputatie hoog te houden. Maar als ik mijn inbox bekijk, is de meeste spam niet van DMSA-leden afkomstig.
Misschien wordt het tijd voor een revival van de brief.
Joost Linnemann is advocaat bij Kennedy van der Laan in Amsterdam en behartigt de it-belangen en het elektronisch zakendoen van grote multinationals.