Moeten we wel zo blij zijn met ‘open source’ als fanatieke voorstanders doen geloven ? Het is een inefficiënte manier van software bouwen, biedt weinig tot geen innovatie, en het motief erachter is dubieus, stelt Sito Dekker.
‘Open source’, met name zoals gepraktiseerd door GNU/Linux, is (waarschijnlijk onbedoeld) een ernstige bedreiging van de professionaliteit in de IT. Voor hobby- of ideële doeleinden is er niets mis mee, ik juich het zelfs toe, maar op het moment dat ‘open source’ geëvangeliseerd wordt als het reddingsmiddel voor de professionele informatica, wordt het tegenovergestelde bereikt. Hieronder geef ik vijf redenen om deze stelling te onderbouwen.
De eerste reden is de fundamenteelste en daarmee de ernstigste. ‘Open source’ druist in tegen het principe van encapsulatie van kennis. Beschouw het volgende voorbeeld uit een andere technische discipline, maar toch dicht bij huis: het ‘ontwerpen’ van een pc. Men kieze uit het commerciële aanbod een moederbord, een processor, een aantal drives, wat insteekkaarten, en een kast, en men bouwt in minimale tijd een pc waarvan men – zo’n twintig jaar geleden – stijl achterover zou slaan. Een kind kan de was doen, zonder ook maar iets van de interne werking van de verschillende componenten te hoeven weten. De fabrikanten van pc-componenten zijn er uitstekend in geslaagd de kennis over specifieke technologie in hun component te encapsuleren, en hun componenten bijna triviaal bruikbaar te maken.
Alle technische disciplines werken op deze manier, behalve de software. (Zie voor een uitstekend betoog hierover Brad Cox, http://www.virtualschool.edu/cox ). Essentieel is het ontstaan van een markt voor softwarecomponenten, waarin de aanbieders er alles aan doen hun componenten zo gemakkelijk mogelijk bruikbaar te maken. Het gaat niet snel, maar de softwarewereld maakt hierin wel degelijk voortgang met voortschrijdende object- en componententechnologie. De ‘open source’-ideologie streeft precies het omgekeerde na. In plaats van voort te bouwen op andermans componenten wordt men aangemoedigd zich te verdiepen in allerhande softwarecomponenten die niets te maken hebben met het oplossen van de problemen waarvoor men is aangenomen.
Het tweede probleem met ‘open source’-ontwikkeling sluit hier direct op aan: het is een inefficiënt mechanisme met geringe innovatiekracht. In een recent discussieforum werden ‘open sourcers’ aangemoedigd hun innovatieresultaten te melden. Verder dan Perl kwam men niet, en men was het er nog niet over eens of Perl nu reclame of antireclame was voor ‘open source’. Voor de rest is er sprake van het op Chinese wijze nabouwen van functies die reeds door veel softwareleveranciers aangeboden worden. Toch een wat mager resultaat, gegeven de enorme hoeveelheid ’talent’ die zich volgens het geruchtencircuit aan ‘open source’ overgeeft.
Het derde punt betreft een botsing van economische modellen. De vergelijking tussen open source en communisme is reeds vaker gemaakt. Op zich is daar niets mis mee, de tijd van de communistenjacht hebben we wel gehad, maar het gaat mis als een product – ontstaan vanuit communistisch gedachtegoed – in een markteconomie ruim beneden de prijs verhandeld wordt. Dit heet dumpen, en is een vorm van oneerlijke concurrentie. Het is vergelijkbaar met iemand die in zijn achtertuin graan verbouwt, daar broodjes van bakt, die vervolgens naast de bakker gratis uitdeelt, en de bakker voor een kapitalistische uitbuiter uitmaakt. Wellicht is er juridisch niets tegen te doen, maar de markt wordt er ernstig door verpest.
Ten vierde zet ik ernstige vraagtekens bij de motieven van de ‘open source’-beweging. Als men wil aantonen dat via internet gemeenschappelijk geweldige software te maken is, waarom dan niet een wat nobeler doel gekozen? Het onlangs gestarte United Devices project (http://www.ud.com) dat zich ten doel stelt om met zoveel mogelijk pc’s tegelijk, medicijnen tegen ernstige ziekten te ontwikkelen, had een mooi ‘open source’-project kunnen zijn. Nu lijkt het doel voornamelijk Bill Gates te vernederen, wat overigens – ondanks veel geweld onder de gordel – maar matig wil lukken.
Dit brengt me bij het laatste punt, dat op zich niks met ‘open source’ te maken heeft, maar er toch in hoge mate mee gecorreleerd lijkt. In allerlei discussieforums reageren ‘open source’-aanhangers opvallend vaak onprofessioneel en ongenuanceerd, soms zelfs sociaal onbeholpen. Zo is het erg populair de wereld te verblijden met naamsverbasteringen van Microsoft. Of neem die schrijver van een ingezonden brief in Computable, die kritiek op ‘open source’ in verband brengt met een ‘oudere’ persoon. Wil hij hier nu mee zeggen dat de mening van oudere mensen in deze maatschappij niet serieus genomen moet worden? Healey valt ook in deze categorie; op doortrapte wijze maakt hij misbruik van het voorrecht een ‘prominent’ columnist te zijn.
Samengevat gaat ‘open source’, zoals bedreven in de GNU/Linux-wereld, in tegen het encapsulatiebeginsel, is het een inefficiënte manier van software bouwen, biedt het weinig tot geen innovatie, maakt het misbruik van oneerlijke handelspraktijken, is het motief erachter dubieus en stellen aanhangers zich vaak onprofessioneel op. (Niet alleen ‘open sourcers’ kunnen ongenuanceerd zijn). Het is de ernstigste aanslag op de professionalisering van de IT ooit.
Eén nuancering wil ik nog wel maken. Er is ook ‘goede’ ‘open source’ voor professionals. Neem de geweldige site http://www.codeproject.com waar ontwikkelaars elkaar middels handleidingen, voorbeeldcode en allerhande leuke componenten, ‘controls’, macro’s en dergelijke, pretentieloos vooruit helpen.
Sito Dekker Hilversum