Echt elektronisch leren laat nog minstens tien jaar op zich wachten. Hoogleraar aan de Open Universiteit Rob Koper leidt dat uit aan de hoeveelheid onderzoek naar e-learning. "De vliegtuigindustrie, de universiteiten en ook het Amerikaanse ministerie van Defensie zijn er nog niet uit."
Koper sprak vorige week op een congres over de mogelijkheden van elektronisch leren voor de procesindustrie. Het heeft wel een moderne naam, maar achter e-learning steekt volgens Koper niets nieuws. "Honderdvijftig jaar geleden heette dit leren op afstand, of distance learning." In plaats van drukwerk voorzien nu de computers en netwerken het onderwijs van nieuwe mogelijkheden.
De sterkste motivatie voor elektronisch leren is onvrede. Leerlingen zijn niet tevreden over de effectiviteit en de efficiëntie van opleidingen. Een tweede reden dat meer en meer naar de toepassing van computers in het onderwijs wordt gekeken, is volgens Koper de toenemende behoefte aan hoger opgeleiden. Rond 2007 heeft Nederland mogelijk een tekort van tweehonderd- tot driehonderdduizend kenniswerkers met een hbo of hogere opleiding, zo bleek volgens de hoogleraar uit een onderzoek uit 1998.
Bedolven onder e-mail
Ict-technieken en de snelle veroudering van kennis hebben didactische consequenties: werknemers moeten regelmatig terug naar de schoolbanken. De beslissing om elektronisch leren toe te passen wordt meestal door het hogere management genomen. Volgens Koper realiseert de bedrijfsleiding zich niet wat ze zo over zich afroepen. "Elektronisch leren slaagt alleen als het effectiever efficiënter en aantrekkelijker is dan de huidige methoden. En dat moet zo zijn voor de docenten, de cursisten, de ontwikkelaars en de beheerders van het onderwijs."
De cursist wil vooral snel klaar zijn. "De cursus moet kort en op de persoon gericht zijn en in alle rust plaatsvinden." De docent ziet elektronisch leren als instrument om de lessen flexibeler en efficiënter te maken. "Een leerkracht wil de lessen kunnen aanpassen naar eigen inzicht. Wat hij niet wil is bedolven worden onder grote aantallen e-mailtjes."
Een ontwikkelaar van elektronisch onderwijs zoekt als eerste naar een methode om gemakkelijk cursussen te ontwerpen, een methode die het simpel maakt om multimedia en interacties in te sluiten. Koper: "De ontwikkelaar denkt in processen als: hier maakt de leerling een verslag, daar vindt de controle plaats en zo komt er een cijfer voor." Ict-beheerders keren zich op hun beurt tegen elektronisch leren als het niet inpasbaar is in de bestaande infrastructuur. "Zo iemand wil niet een cursuspakket met ingebakken e-mailsysteem."
Een manager van een opleiding probeert verspilling van geld en energie te voorkomen. Het bestaand materiaal en de bestaande technieken moeten ook in de toekomstige lesmethoden te gebruiken zijn. Volgens Koper is dat een belangrijk argument om open standaarden toe te passen. "Toen Philips afzag van het gebruik van de cd-i heeft het veel tijd gekost om alle daarvoor gemaakte programma’s naar een nieuw formaat te converteren." Met open standaarden is een bedrijf volgens Koper "niet aan de honden overgeleverd. Anders bedenkt bedrijf x iets nieuws, en is de daarvan afhankelijke organisatie gedwongen een enorme stap te doen."
Weinigen doen het
Zo’n 120 bedrijven, waaronder Akzo Nobel, Grolsch en Philip Morris, stuurden vertegenwoordigers naar Ede om te kijken of het studeren met behulp van computers en netwerken van nut kan zijn. Van deze bedrijven denkt 30 procent erover om e-leren toe te passen, bleek na het tellen van de opgestoken handen. Iets meer dan een tiende van de bedrijven maakt een begin met e-leren, minder dan dat past e-leren al toe. Begonnen met een cursus waren slechts vijf van de aanwezigen. Bij de vraag wie er een e-cursus had ontworpen, staken twee keer zoveel van de aanwezigen de hand op. "Het is net als met pubersex", concludeerde de vragensteller, Kpmg-consultant Wilfred Rubens. "Je hebt het er veel over, maar weinigen doen het."
Helpdesk essentieel
In de industrie is nog nauwelijks ervaring met elektronisch leren. "Met één proef ben je al deskundige en mag je een volle zaal toespreken." Het klinkt als een grap, maar Jan Willem Rengelink van Solvay Pharmaceutics wil daarmee zijn verhaal serieus relativeren. "In de geneesmiddelenbranche zou een middel met slechts één test niet geaccepteerd worden." Het geneesmiddelenbedrijf leerde afgelopen jaar via de computer zo’n vijfhonderd medewerkers hoe het nieuwe documentbeheersysteem werkt. De geslaagde proef kostte het bedrijf iets meer dan een ton, twintigduizend gulden meer dan begroot.
De voordelen van onderwijs ondersteund met computers zijn volgens Rengelink duidelijk. "In een gesimuleerde ‘chemisch proces’-omgeving kan je zien wat er gebeurt als je aan de verkeerde kraan draait, of in een vliegsimulator wat het gevolg is als je een hendel te ver aantrekt."
Een duur computerprogramma met "toeters en bellen, zoals chatten en discussie" is volgens Rengelink niet nodig. Een goed bereikbare aanwezige helpdesk die problemen met zowel de cursus als de computers kan oplossen is daarentegen essentieel. "Er zijn veel kleine problemen, zoals deelnemers die hun wachtwoord vergeten, of niet begrijpen hoe ze een nieuw document moeten aanmaken." Deelnemers vragen om veel praktijkvoorbeelden, en de cursus mag niet saai zijn. "Als het niet leuk is, lukt het niet."
Belangrijkste advies van Rengelink: "Begin met één proef. Probeer die vooraf uit en neem de tijd om alle storingen en fouten uit cursus te halen."