Voor mij liggen de zaken heel eenvoudig. Nederland moet zich richten op een sterke positie op het gebied van de vierde generatie internet rond 2010. Die ontwikkeling is nu in gang gezet met de derde generatie, waarbij het internet de komende vijf jaar mobiel wordt gemaakt.
Bij de vierde generatie is echter sprake van tientallen draadloze intelligente apparaatjes in je omgeving die allerlei taken nagenoeg onzichtbaar voor je verrichten. Die generatie wordt ook wel ‘ubiquitous computing’, ‘hidden computing’, of ‘embedded internet’ genoemd. De beste benaming vind ik zelf ‘ambient internet’ afgeleid van ‘ambient intelligence’, een belangrijke bouwsteen in het Zesde Kaderprogramma van de Europese Gemeenschap. Als tussenstap kunnen we in de BV Nederland een ambitie formuleren om rond 2005 voorop te liggen met elektronisch betalen. Niet alleen voor wat betreft de Pieper Piek, maar ook voor allerlei andere betalingstransacties waarvoor nu chipkaarten en creditcards nodig zijn of waar persoonlijke identificatie voor nodig is.
In dit kader zou Gigaport 2 van 2002-2005 zich niet meer moeten richten op een probleem van de vorige eeuw, te weten het aanbieden van dikke bandbreedte tussen universiteiten. Nee, het doel moet zijn de mobiele student – thuis, in de collegezaal, de practicaruimte en in de trein – een goede aansluiting op het internet, alsmede een goede identificatie te geven. Voor het realiseren van die positie heeft Nederland veel in huis; in de regio van Amsterdam bestaat veel multimedia-kennis, Delft is goed in intelligente producten, Eindhoven pakt vooral de ‘embedded’ systemen goed op en Twente is sterk in de telematica-applicaties. Bovendien heeft men net over de grens, in Leuven, alle kennis op chip-gebied gebundeld. Dit alles is een hele goede aanloop naar een economische krachtige positie van de BV Nederland voor de volgende stap naar 4G, tussen 2005 en 2010.
Er zijn echter twee problemen. Een eerste is dat de overheid net een gigantisch bedrag uit deze markt heeft weggezogen met als gevolg dat Europa haar enige sterke high-tech business een molensteen om de nek heeft gehangen. In tegenstelling tot het grotendeels papieren geld van aandelenkoersen tijdens de internethype, moeten operators nu iedere maand een gigantisch bedrag aan echt geld voor rente en aflossing ophoesten. Zodoende is het geld voor innovatie in handen van de overheid. Die heeft zichzelf met een enorme verantwoordelijkheid voor de toekomst opgezadeld.
Het tweede probleem is een nationaal psychologisch probleem. Het zou niet goed gaan tussen de wetenschappelijke ict (informatie & communicatie technologie) wereld en het bedrijfsleven. De praktijk zou te weinig gebruik maken van de universitaire kennis en de universiteiten zouden nog verstrikt zitten in het navelstaren van de jaren zeventig tot negentig. Nederland zou achter lopen in bestedingen. Het wordt tijd voor een ministeriële commissie die een advies moet opstellen. Geheel in stijl met de Nederlandse traditie wordt de veel te lange commissienaam in de wandelgangen afgekort tot de naam van de voorzitter, in dit geval de commissie Le Pair. Maar wat als er eigenlijk geen probleem is? We doen het in principe best goed in Nederland. Er worden alleen te weinig middelen gestoken in het laten meegroeien van de academische wereld, nu de ict-sector de laatste vijf a tien jaar razendsnel is gegroeid. Ambtelijke molens draaien wat langzamer en zodoende zijn de overheidsinstrumenten in volume (relatief) fors achtergebleven.
Zo zitten wij momenteel in de situatie dat onze instrumenten wel goed zijn, maar onvoldoende zoden aan de dijk zetten. Kijk naar het voorbeeld waarin de overheid de laatste vijf jaar miljarden aan frequentieveilingen ontving, terwijl op het gebied van mobiele communicatie tot grote spijt van de gehele industrie geen passende academische activiteiten zijn ontplooid. Nu moet de academische wereld, behalve misschien de historici, zich niet verdiepen in de technologie van nu maar in die van morgen. En dat is eenvoudiger dan het lijkt. We missen misschien nog het juiste mechanisme om vlot, efficiënt en effectief richting te geven in een snellere wereld, zeg maar een soort ict-raad.
Maar verder hebben we de juiste instrumenten en we weten dat die werken. De overheidsbudgetten zijn nog van de vorige eeuw toen havens en asfalt belangrijker waren voor de werkgelegenheid dan de ict. De overheid zou, het is maar een suggestie, een deel van de veilinggelden kunnen gebruiken om in de sterke ict-economie van 2010 te investeren. Steek het geld in extra hoogleraren, investeer in specifieke projecten met voldoende schaalgrootte om daadwerkelijk leidend te worden, en verstevig de samenwerking van partijen die hetzelfde doel nastreven. Het gaat heel goed met de ict in de bedrijfs- en academische wereld, dit moet juist worden versterkt. Concurreren op wereldniveau kun je alleen vanuit je sterke punten. Laten we hopen dat Le Pair de overheid kan laten inzien dat ze zichzelf met een psychologisch probleem heeft opgezadeld, en probleem waar een ondernemend land eenvoudig doorheen kan breken.
Egbert-jan.sol@ericsson.com, vice president Technology Ericsson Nederland