Het idee leek goed. Het ministerie voor Economische Zaken ijvert voor de vestiging in Nederland van een Europees laboratorium voor het ontwikkelen van open source software. Zo’n lab bestaat sinds enige tijd in Oregon in de Verenigde Staten. De oprichting van een tweede, in Japan, is vergevorderd. Achter die labs staan grote namen als Intel, IBM, HP, Hitachi en NEC.
Het bestuur van de open source-labs ziet mogelijkheden in Europa, en niet alleen vanwege de sponsoring door de Duitse Linuxdistributeur Suse. Wat voornamelijk lokt is de grote telecommarkt in Europa en de nabijheid van grote concerns in deze branche: Ericsson, Nokia en Siemens.
EZ doet wat het gewend is te doen. Het nodigt bedrijven uit voor een overlegje met een vertegenwoordiger van het lab in de VS; over of ze wellicht sponsor willen worden van een in Nederland op te zetten Europees lab.
Want hoe hoger het binnengehaalde sponsorbedrag, hoe sterker de bestuurlijke invloed bij het bepalen van de geografische ligging van het lab, zal EZ gedacht hebben.
Maar het Nederlandse ict-bedrijfsleven dacht aan zijn zo moeizaam verworven reputatie: installeren – prima, op maat leveren – prima, beheren – prima, maar software ontwikkelen – ho maar. Het keek op het juiste moment dus de verkeerde kant op.
Zo zal het lab wel in Duitsland of Zweden terechtkomen. En dan binnenkort maar weer lekker zeuren over gebrek aan overheidssteun. Ze leren het nooit.