In zijn column geeft Rick van der Lans op 11 mei nauwelijks enige motivatie voor zijn vraagstelling ‘Is object-oriëntatie voor de programmeur niet een doodlopende straat?’ – behalve zijn vergelijking met een ‘Echnatonse periode’.
Die vergelijking wordt ook niet verder gemotiveerd in het artikel en lijkt er nogal met de haren bijgesleept te zijn. De schrijver vindt dat er ‘impliciete relaties’ ontstaan in de code die volgens hem moeilijk te overzien zijn. Dat zou voor ‘vele programmeurs’ te complex worden. Daar ben ik het niet mee eens, want het is heel goed mogelijk om een goed gestructureerd objectgeoriënteerd programma te maken waarin overerving wordt toegepast, enzovoorts.
Dergelijke software wordt mijns inziens juist beter onderhoudbaar, het gegeven dat programmeurs niet lang op een project zitten kan ondervangen worden met goede documentatie. De bewering dat relaties ‘impliciet’ zijn is geen sterk argument tegen object-oriëntatie, want iemand met kennis van het objectgeoriënteerde paradigma weet welke relaties er bestaan en welk effect ze hebben. De vergelijking met mikado-stokjes is dan ook uit de lucht gegrepen.
Je krijgt uit Van der Lans’ column eerder de indruk, dat hij zelf de nieuwe ontwikkelingen niet goed kan bijbenen en daarom tegen is, dan dat programmeurs het inzicht zouden missen om objectgeoriënteerde programma’s te kunnen begrijpen.
Roald Wiegeraad Leiden