Napster dood? Vergeet het maar. Het lijkt of het uitwisselen van mp3-muziekbestanden via Napster beter verloopt dan ooit. Toch lezen we met enige regelmaat dat het binnenkort echt afgelopen is met deze gruwel voor de muziekindustrie. De kans bestaat dat op het moment dat u dit onder ogen krijgt, de Amerikaanse rechter de digitale poorten van de Napster-servers voorgoed heeft gesloten. Maar het zou me verbazen dat daarmee Napster zelf overlijdt.
De Napster-technologie zal waarschijnlijk voortwoeden als een ondergrondse veenbrand. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de diverse alternatieve Napster-servers in de rest van de wereld? Die blijven gewoon in de lucht als ze niet onder de Amerikaanse wetgever vallen. Met andere woorden: we zullen in Nederland weinig merken van Napsters verscheiden. Hooguit zal een Napster-fan in de toekomst moeten uitwijken naar http://www.napigator.com en daar een programmaatje ophalen waarmee het kinderspel wordt om de tientallen ‘vrije’ Napster of ‘Open Nap’ servers te traceren en te benutten. Dat maakt de drempel wél een tikkeltje hoger voor de niet-technisch onderlegden onder ons.
Maar het illegale uitwisselen gaat gewoon door tot ook in Nederland een rechter beslist dat Napster-servers uit de lucht moeten. Dat zien we niet snel gebeuren, omdat de Nvpi (de brancheorganisatie voor de amusementsindustrie) waarschijnlijk niet op de hoogte is van deze ‘feature’. Bovendien is de belangenbehartiger minder militant dan zijn Amerikaanse en Belgische evenknieën. De Belgische muziekindustrie deinst er bijvoorbeeld niet voor terug om zwaar geschut in te zetten. Invallen bij Belgische Napster-fans worden daarbij niet uitgesloten. Juridisch gezien zullen de Belgische verdedigers van de muziekindustrie hun hoofden in een wespennest steken als ze daaraan beginnen. Het lijkt problemen op te leveren op het gebied van privacy en bewijslast. En dat niet alleen omdat nogal wat internet service providers dynamisch IP-adressen toewijzen aan hun klanten.
In de voorbarige Napster-necrologieën die er inmiddels verschijnen, gaat men meestal in op de toekomst. Die zou liggen in andere, niet traceerbare bestandsuitwisselprogramma’s als de op Gnutella (spreek uit: Nutella) gebaseerde Bearshare- of Limewire-software. Ik verwacht daar eigenlijk niet zoveel van. Ten eerste is de interface van Gnutella ronduit gebruikersonvriendelijk. Een beginneling krijgt hem niet aan de praat. Bearshare en Limewire hebben op dat terrein goed werk verricht, maar het blijft behelpen qua snelheid.
Ten tweede bestaan er gerede twijfels over de schaalbaarheid van Gnutella. Het systeem kent geen centrale database. Dat is aan de ene kant een voordeel, bijvoorbeeld omdat de wetgever er moeilijk vat op kan krijgen. Aan de andere kant lijkt het fnuikend voor de prestaties. De zwakste schakel bepaalt de snelheid van het geheel.
Napster en Gnutella zijn eigenlijk de voorboden van iets dat tot een serieuze it-ontwikkeling kan uitgroeien: ‘peer-to-peer’. Nu is p2p niets nieuws. In Windows 98 zit al een p2p-netwerk ingebouwd: het Netbios-protocol. Maar het gaat erom dat er nu interessante p2p-toepassingen op de markt komen. Het programma Groove van Ray Ozzie is daarvan een voorbeeld. Ozzie bedacht ooit Lotus Notes, dus het is iemand om in de gaten te houden. De software (http://www.groovenetworks.com voor een gratis versie) biedt de functionaliteit van eenvoudige werkgroepsoftware, maar dan volgens de p2p-methode. Dat wil zeggen dat er geen host nodig is. Er bestaat nog z’n interessante toepassing: Radio Userland (http://www.userland.com). Dat is software waarmee je een site op het Web kunt publiceren. Een ideaal hulpmiddel voor mensen die over een ‘always on’-internetverbinding beschikken. Een derde voorbeeld komt van de Amerikaanse provider van gratis internet Juno Online Services. Die overweegt een virtueel supercomputerproject te beginnen (http://www.juno.com/corp/news/supercomputer.html). Het gaat erom dat mensen die gratis internettoegang krijgen, daarvoor in ruil hun overtollige rekenkracht aan Juno terugleveren. Daarvoor dienen ze een stuk software te downloaden dat ongebruikte pc-rekentijd benut voor het uitvoeren van rekenklussen (bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van medicijnen). Het idee lijkt op de Seti@home screensaver (http://www.seti-inst.edu/science/setiathome.html) waarmee vrijwilligers grote hoeveelheden gegevens van radiotelescopen doorrekenen op hun pc.
De verwerkingskracht komt bij p2p-toepassingen te liggen aan de randen van het internet. De p2p-beweging staat daarmee frontaal tegenover de opvattingen van leveranciers van grote databases als Larry Ellison (Oracle). Die zag de pc het liefst gereduceerd tot een soort telefoon: twee draadjes voor de stroom en twee draadjes voor de data. Zo’n centralistische architectuur werkt uiteraard in het voordeel van database-leveranciers.
Sommige IT-goeroes leenden destijds hun oor aan Ellisson en waren enthousiast over de mix van Java, browser en netwerkcomputer (nc). Zo kwam het gerenomeerde it-onderzoekbureau Bloor Research in 1997 met een vuistdik rapport ‘The Enterprise in Transistion’. In het boekwerk werd onder meer een conservatieve schatting gegeven van het aantal verkochte nc’s in 2001. Er zouden dit jaar in de zakelijke markt wereldwijd ruim 37 miljoen nc’s worden afgezet tegen slechts 18 miljoen pc’s. In het optimistische scenario rekende Bloor op een verkoop van 47 miljoen nc’s tegen een magere 3 miljoen pc’s.
Marktonderzoeker en columnist Robin Bloor wordt nu niet graag meer herinnerd aan dit scenario. Larry Ellison, toch al niet een van de meest deemoedige ceo’s, vindt dat hem wat dit betreft niets te verwijten valt. ‘Uiteindelijk heb ik toch gelijk gekregen’, zei hij onlangs. Hij verdedigde zich door er op te wijzen dat WAP-telefoons eigenlijk ook nc’s zijn. Waarmee nog maar eens is aangetoond dat je het makkelijkst het gelijk aan je zijde vindt, als je ook de definities van de gebruikte begrippen mag bepalen.
Ad Mulder, Financieel journalist en medewerker van Computable.