Docenten informatica zijn ontevreden over de voor hun vak beschikbare lesmethodes. Dit blijkt uit onderzoek naar de schoolpraktijk van het examenvak informatica dat eind deze maand gepubliceerd wordt. De door educatieve uitgevers ontwikkelde cursussen zijn te theoretisch en bieden onvoldoende mogelijkheden om verschil te maken tussen leerlingen.
Er bestaan twee lesmethodes voor het vak. Uitgever Edu’Actief kwam in 1998 als eerste met Informatica deel I en II. Instruct volgde een jaar later. Thiememeulenhoff wachtte met het uitgeven van een methode. De uitgeverij legt op dit moment de laatste hand aan het lespakket Turing.
De docenten informatica hebben veel kritiek op de twee bestaande methodes, zo blijkt uit de evaluatie. Beide methodes waren niet beschikbaar op het moment dat voor het eerst informatica gegeven werd. Volgens de leerkrachten zijn de twee lespakketten te snel in elkaar gezet, onvolledig en hebben ze niet de inhoud die docenten graag zouden zien.
Er zijn onder meer te weinig verschillen tussen de onderdelen voor havo- of vwo-opleidingen. De cursussen zijn te theoretisch. Bovendien levert de volgorde van hoofdstukken problemen op, volgens de docenten. Leerkrachten veranderen de volgorde en slaan onderdelen over, zo schrijft onderzoeker Ard Hartsuijker in zijn rapport.
Wel relativeert Hartsuijker de kritiek. Volgens hem toonden alle docenten begrip voor de gebreken. "Het kon niet anders. Het ministerie koos ervoor niet eerst twee jaar het vak te ontwikkelen, maar meteen te beginnen met de invoering ervan en de scholing van docenten. Voor iedereen, ook de uitgevers, was het spitsroeden lopen."
Examenprogramma
De evaluatie van het nieuwe havo- en vwo-schoolvak informatica, uitgevoerd door de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), is bedoeld als voorbereiding op de herziening van examenprogramma’s in 2003. Het vak wordt sinds september 1998 gegeven op middelbare scholen. In opdracht van het ministerie van Onderwijs zijn door de stichting 63 van de eerste tachtig informatica-leerkrachten geïnterviewd
Ook scholieren op twee havo’s en twee vwo’s geven hun mening over het vak. Zij geven de lesmethodes een onvoldoende. Te veel tekst, te veel theorie en te weinig praktisch, luidt het oordeel van de vier groepen leerlingen die dit jaar examen doen in het val. Volgens de evaluatie hebben alle leerlingen veel plezier in het praktische werk: oefeningen als leren programmeren in Java, Visual Basic of NQC (Not Quite C, een programmeertaal voor de robots van Lego). Deze opdrachten zijn veelal gemaakt door de docenten zelf gemaakt en via internet uitgewisseld.
Uitgevers hebben volgens Hartsuiker al toegezegd de methodes te gaan herzien. Volgens woordvoerster Judith ten Brummelhuis van Edu’Actief houden de auteurs met kritiek die docenten uitten op een gebruikersbijeenkomst. "Er was onder meer veel vraag naar praktische opdrachten. Daaraan wordt zeker voldaan." De herziene versie van Informatica deel I komt volgende maand uit. Het nieuwe deel II volgt volgend jaar april. Volgens begeleider Diet Kieviet van Instruct wordt een tweede editie van hun lesmethode bij een aantal leerkrachten getest. De verbeterde versie van het driedelige Fundament Informatica moet in september 2002 gereed zijn.
Studielast
Alle leerlingen in het Tweede Fase onderwijs kunnen in principe kiezen voor het vak informatica. Het vak wordt pas op de helft van alle scholen in het voortgezet onderwijs gegeven. De studielast (onderwijsjargon voor het aantal uren dat leerlingen het vak moeten volgen) is voor havo-leerlingen 240 uur en voor leerlingen van het vwo 280 uur. Een centraal cito-examen kent het vak niet. Wel wordt het afgerond met toetsen en praktische opdrachten van de school.
Het vak moet leerlingen een beeld geven van informatica en informatie- en communicatietechnologie. De lessen moeten scholieren helpen met een eventuele beroepskeuze. De harde praktijk wordt niet geschuwd: leerlingen moeten websites bouwen, cd-roms samenstellen en macro’s schrijven. Getoetst wordt of een scholier een systeemontwerp of product kan beoordelen op basis van specificaties of een netwerk kan inrichten.