Telecombedrijven zijn niet zielig, maar ze verkeren niet in een benijdenswaardige positie. De bedragen die omgaan in de sector hebben internationaal de aandacht getrokken van overheden, die graag een graantje willen meepikken. En daar gaat het fout. De ondeskundige manier waarop staatssecretaris Monique de Vries Umts-licenties verdeelde onder de vijf bestaande mobiele aanbieders blijkt exemplarisch voor de chaotische werkwijze van de Nederlandse overheid op de telecommarkt.
Niet voor niets beschuldigen de gelukkige bezitters van een Umts-licentie de overheid van wanbeleid. Een van de verplichtingen die aan een 3g-licentie hangt is om snel met de exploitatie te beginnen, terwijl de overheid dat juist onmogelijk maakt. Voor Umts is een nieuw netwerk nodig, met nog meer antennes dan in de bestaande GSM-infrastructuur. Doordat het antennebeleid op gemeentelijk niveau bepaald wordt, moeten de aanbieders per gemeente onderhandelen over het plaatsen van antennes. Het gemeentelijk beleid kan, zoals in een onlangs verschenen telecomrapport van Verdonck Klooster & Associates staat, het landelijk beleid doorkruisen.
Ook internationaal hebben telecombedrijven weinig reden tot enthousiasme. Het is een schrale troost dat de licenties in Nederland goedkoop over de toonbank zijn gegaan, want de hoge bedragen die met name in Groot-Brittannië en Duitsland zijn betaald hebben de sector opgezadeld met zulke hoge schulden dat de financiële wereld die de schuldenlast draagt flink zenuwachtig wordt. Dit kaartenhuis heeft gezorgd voor een gemiddeld begrotingsoverschot in de Europese Unie, terwijl de sector wankelt. De Europese regeringen zijn hiervoor grotendeels verantwoordelijk. Het zou goed zijn als ze een deel van hun winst zouden investeren in de slagkracht van de Europese telecomsector.