Er komt een moment dat de markt weer aantrekt, schreef ik vorige keer. Maar nu het virus van de winstwaarschuwingen Europa heeft bereikt, is het moeilijker dan ooit te voorspellen wanneer het herstel zal plaatsvinden.
Het is een beetje vergelijkbaar met het mond- en klauwzeervirus dat Groot-Brittannië in zijn greep heeft. Er zijn optimisten die denken dat de regering de bestrijding van de ziekte aardig in de hand heeft en misschien zelfs wel heeft uitgeroeid voordat de verkiezingen plaatsvinden later deze lente. En dan zijn er anderen, niet de minsten, die vergelijkingen trekken met de epidemie in de jaren zestig toen het acht maanden duurde voordat het virus was verslagen.
Als de doemdenkers gelijk krijgen, hoeven we deze zomer de stad niet meer uit. Twee weken geleden was het platteland al afgezet. Je mocht er nog net in een auto rondrijden, maar ieder weide- en bospaadje was afgesloten. Dan moet je net in Engeland zijn, waar wandelen het nationale tijdverdrijf is. Niemand die nog een huisje huurt. Het toerisme, de voedselvoorziening, alles ligt overhoop.
Op de beurs is inmiddels het J-woord in omloop. "Remember Japan." Deze neergang roept herinneringen op aan de bubbel van twaalf jaar geleden, die was gebouwd op het luchtkasteel van geïnflateerd onroerend goed en vervolgens zo fataal leegliep dat de Japanse economie sindsdien maar een beetje aanmoddert.
In ieder geval op het eerste gezicht heeft die bubbel van toen wel wat gemeen met de technologiebubbel van de afgelopen twee jaar, al moet je het woord ‘onroerend goed’ in dit geval vervangen door ’technologiefondsen’. De Nasdaq en de Europese Dow Jones technologie-index zijn inmiddels met 65 respectievelijk 55 procent gedaald ten opzichte van hun hoogtepunten van vorig jaar, en de grafiek van deze technologiebeurs-barometers lijkt steeds meer op een klassieke crash, een aarzelend stapje vooruit en dan drie razendsnelle schreden naar achteren.
De grote vraag is of de vergelijking met ‘J’ standhoudt. Beide bubbels hebben met elkaar gemeen dat de duur geworden activa (huizen en aandelen) werden gebruikt als onderpand voor andere uitgaven. Bedrijven gebruikten hun duur geworden activa om extra geld aan te trekken en te investeren, en consumenten bouwden een dakkapelletje of kochten een nieuwe auto.
Dit welvaartcreërend effect is inmiddels omgedraaid. Nu de waarde van de activa daalt, kan er minder worden besteed – vooral als op margin is belegd en geld moet worden bijgestort om de bank tevreden te houden. Dit omgekeerde welvaartseffect (armoede-effect?) is vooralsnog het best te zien in Amerika, waar het consumentenvertrouwen als gevolg van de beurs-crash een flinke deuk heeft opgelopen en aardse zaken als autoverkopen in het slop zitten.
Maar ook het bedrijfsleven houdt pas op de plaats. Kapitaalgoederenondernemingen voor de nieuwe economie, zoals Cisco, vrezen dat de investeringsslapte in ieder geval de rest van het jaar zal duren.
Welk genie zei zes maanden geleden ook alweer dat we de economische cycli achter ons hadden gelaten en dat de technologierevolutie ons decennia van bestendige, hoge groei zou schenken?
De neergang is de afgelopen weken alleen maar ernstiger geworden. Of, om met de woorden van een strateeg te spreken: ‘de zorgen zijn nu omgeslagen in paniek’. De directe aanleiding is dat de winstwaarschuwingen die Amerika teisteren nu ook Europa in hun greep hebben. De telecombedrijven waren al de klos, maar alle grote Europese chipsbedrijven moesten de tweede week van maart ook overstag, en in dezelfde week sijpelden de eerste berichten door dat de software-industrie in Europa kampt met terugvallende orders.
Het gaat momenteel zo slecht dat sommige analisten hier in Londen al niet meer spreken over concrete cijfers, maar zich liever uitdrukken in ‘vormen’, waarmee ze bedoelen dat ze niet meer durven voorspellen waar de bodem van deze crisis ligt, maar op filosofisch niveau wel een visie hebben op de manier waarop het herstel zal inzetten.
Net als bij mond- en klauwzeer kent de technologiecrash optimisten, en die spreken over een V-vormige beurscrash, in tegenstelling tot de L-vormige crash van Japan. De ‘V’ betekent een snelle daling en dan een snel herstel, waarschijnlijk nog dit jaar. Een ‘L’ betekent dat we na de crash voorlopig niet meer omhoog gaan. Voor de fijnproevers zijn er ook nog analisten die onderscheid maken tussen een ‘V’ en een ‘U’ (de U heeft een langere bodem, dus het herstel zal minder snel zijn). De kleine letter ‘v’ is volgens anderen een hoofdletter ‘V’ geworden.
Voor een belegger in technologieaandelen is het verschil tussen een ‘V’ en een ‘L’ natuurlijk nogal groot. In het geval van een ‘L’ kun je je aandelenbezit zo goed als afschrijven.
Zou het kunnen dat de ‘hoogvliegende’ technologiefondsen de komende jaren geen puf meer hebben? Er zijn een paar indicaties, dat het allemaal wel zal meevallen, of is het woord strohalm meer van toepassing?
Ten eerste is er een groot verschil met het Japan van 1989 en het Amerika van 2001, en dat verschil heet Alan Greenspan en George Bush. Dat duo gaat de rente en de belasting zover mogelijk omlaag brengen om het vertrouwen snel te herstellen, in tegenstelling tot de Japanse autoriteiten die indertijd weinig daadkrachtig ingrepen.
En dan is er nog de technologie zelf. Zolang software, mobiele technologie, ‘smart cards’ en internetoperaties bedrijven efficiënter maakt, zullen die bedrijven er wel in willen investeren.
Voordat u ‘ja natuurlijk’ zegt: herinnert u zich nog wap, webwinkels en Newconomy? Misschien toch eerst maar even wachten op harde bewijzen dat het allemaal weer goed is.
Lucas van Grinsven werkt als Europees technologiecorrespondent bij een wereldwijd opererend persbureau in Londen. Spreekt dagelijks met Europese technologieondernemers en financiers.