De vorig jaar door het ministerie van Economische Zaken gestarte campagne ‘Nederland gaat digitaal’ is tegen het licht gehouden. Het Nederlandse bedrijfsleven blijkt steeds meer met internet te doen.
Afgezien van een stijging van de internet-aansluitingen is ook het zakendoen via het web flink gegroeid vorig jaar. In 2000 zei 55 procent van de bedrijven een internet-aansluiting te hebben. Dat aandeel is gestegen tot 68 procent. Elektronisch handeldrijven is in een jaar tijd verdubbeld. Vorig jaar zei 18 procent van de Nederlandse bedrijven digitaal te handelen. Dit jaar ligt dat percentage op 36 procent. Dat is 4 procent meer dan Minister Annemarie Jorritsma van Economische Zaken verwacht had.
Over de verdubbeling van de elektronische handel, die overigens voor een groot deel uit Edifact-communicatie (electronic data interchange for administration, commerce and transport) bestaat, blijft EZ vrij laconiek. "Het is voor ons geen nieuws dat veel vooral grotere bedrijven inzetten op elektronische handel. Voor een gedeelte moeten de ondernemingen ook meegaan in deze trend, omdat belangrijke leveranciers ertoe overgaan", aldus een woordvoerster.
Geen hulp
Ondanks de naamsbekendheid van de campagne ‘Nederland gaat digitaal’ maken uiteindelijk weinig bedrijven gebruik van de informatie en subsidiemogelijkheden van EZ. De aandacht voor het overkoepelende projectbureau Syntens is EZ tegengevallen. Hoewel 40 procent van het Nederlandse bedrijfsleven op de hoogte is van de activiteiten van het projectbureau, weten maar weinig ondernemers de weg naar concrete hulpmiddelen te vinden. Minister Jorritsma gaf aan in de rest van het project meer nadruk te leggen op de praktische invulling van ‘Nederland gaat digitaal’.
Het ministerie heeft de beweegredenen van de achterblijvers uitvoerig laten uitspitten door het Nipo. Tweehonderd bedrijven zijn aan de tand gevoeld over hun al dan niet vrijwillige afwezigheid op internet. Als belangrijkste motieven gaven zij op geen toepassing te zien voor internet in hun bedrijf (49 procent), de voordelen ervan niet in te zien (12 procent) of niet geïnteresseerd te zijn in het medium dan wel niet te weten wat de mogelijkheden ervan zijn (22 procent).
Hoewel een kleine groep (5 procent) van de onwilligen aangeeft van advies of andere diensten gediend zijn, denkt het ministerie achterblijvers te kunnen overtuigen. "Bedrijven zijn over de streep te trekken, ook al zeggen ze nu dat ze internet of ict niet nodig hebben. Ook al is er sprake van weigering, er is wel een zekere bewustwording", aldus een woordvoerster van EZ.
Vooral de horeca en de detailhandel laten het afweten. In mei vorig jaar waren van de horeca-ondernemers 24 procent en van de detailhandelsbedrijven 19 procent van plan aansluiting te zoeken op internet. Uiteindelijk is het aantal internet-aansluitingen in deze branches met 9 procent en 11 procent gestegen.
Geen tijd
"De sector die wij vertegenwoordigen kent relatief veel zelfstandige ondernemers", verklaart Mirjam van Etten, woordvoerster van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. "Deze ondernemers hebben geen tijd of mankracht om aan de slag te gaan met ict-oplossingen." Om de lage digitaliseringsgraad in de detailhandel aan te pakken is de brancheorganisatie het projectbureau O3D gestart.
"Via dit bureau kunnen leden actieplannen indienen voor het gebruik van ict in hun bedrijfsvoering", vervolgt Van Etten. "Interessante projecten krijgen subsidie. Zo heeft de Agro Groente en Fruit-branche geld gekregen voor de digitalisering van het artikelbestand, een eerste stap op de weg naar elektronische handel. Daarnaast kunnen leden bij het bureau terecht voor allerlei zaken, van onderwijs in gebruik van de computer tot advies over bedrijfsmatige toepassingen van internet."