Achter de soldaten verrijzen dubbele stalen hekken met vlijmscherp prikkeldraad waarmee het gehele congrescentrum is omringd. Een intieme omgeving voor wereldleiders en topmannen uit de industrie. Arafat en Peres, om enkelen te noemen, en ’tout’ IT-industrie is present. Het gepraat over een rechtvaardiger wereld op het World Economic Forum te Davos is een facade voor zakendoen.Lucas van Grunsven baant zich een weg langs schaars geklede dames op weg naar Cisco’s John Chambers.
Waar het tussen 25 en 30 januari in Davos eigenlijk om gaat, kom ik te laat achter. Het echte programma zit niet in de vuistdikke klapper, noch in de roestvrijstalen iPAQ’s die de internationale vip’s krijgen uitgereikt. Iedere derderangs bestuursvoorzitter kan een uitnodiging voor het World Economic Forum in de wacht slepen – ik bedoel maar: het halve Nederlandse kabinet figureert er als zaalvulling, en als Annemarie Jorritsma in een gele juten zak staat te schudden op Dixieland-getoeter dan vult dat zo’n dansvloertje inderdaad heel aardig af. Nee, "het feest van de avond", daar gaat het om. En dan bedoel ik niet het galafeest op de zaterdagavond in het congresgebouw van het Zwitserse wintersportplaatsje, want daar zijn alle gedelegeerden voor uitgenodigd. Er is ook een grijs circuit van feesten waar de tweeduizend afgevaardigden worden ingekookt tot tweehonderd "echte spelers". Pas op maandagavond, de een-na-laatste dag van het congres, beland ik op mijn eerste echte feest. Zonder uitnodiging, en via de toiletten en de keuken, piep ik langs de Zwitserse veiligheidsbeambten. Er zit niets anders op. Vier in schaars rood geklede dames begonnen daarnet schamper te lachen toen ik meldde dat ik graag naar binnen wilde.
Dertien jaar oud en met de verkeerde trui verkering vragen aan het meisje met de lange blonde haren, dat was de laatste keer dat ik op dezelfde wijze volkomen werd genegeerd. Ik vergeet zelfs te stotteren dat ik een afspraak heb met kennissen die ik eerder op het congres heb ontmoet. Gewogen en te licht bevonden, voel ik me bijzonder op mijn plaats tussen het sanitair van Hotel Bellevue. Nog een deurtje door en zo wandel ik even later per ongeluk alsnog het feest binnen, in een processie van schalen met krab. Nou, feest? Muziek is er niet. Goddank wellicht, want de gemiddelde leeftijd is vijfenveertig voor de mannen en een generatie jonger voor de vrouwen. De attractie van de avond zijn sigaren die ter plaatse met de hand worden gerold. Hartelijk wordt er niet gelachen.
Voordat ik me kan afvragen waarom ik eigenlijk naar binnen wilde, sta ik naast Michael Dell. Twee meter verderop grijnst de kastanjebruine kop van Hasso Plattner van SAP, terwijl ik me omdraai stoot ik aan tegen Jean-Marie Messier van Vivendi. Biertje!
Bedrijfsleven versus religie
Davos is misschien nog wel het belangrijkste om wat je niet ziet. Je ziet niet dat Bill Gates een uurtje zit te smoezen met Nobuyuki Idei van Sony. Je ziet niet dat de bestuursvoorzitters van ’s werelds tien belangrijkste computer- en elektronicabedrijven op zondagochtend twee uur met elkaar ontbijten. Dat is het werkelijke programma van Davos. Het officiële programma is louter een excuus om naar de Alpen af te reizen.
John Chambers van Cisco is hier om klanten te ontmoeten, politici te bewerken en misschien een samenwerkingsverband met een concurrent voort te duwen. Die drie openbare sessies waarin hij een uurtje moet meediscussiëren over de digitale tweedeling grijpt hij eveneens aan om zijn vooruitgangsboodschap er andermaal in te hameren: internet, internet en driewerf internet.
Eerlijk gezegd is het natuurlijk moeilijk voor te stellen dat een ‘chief executive’ een dag in het vliegtuig en de helikopter gaat zitten met als enig doel om zes dagen lang te luisteren naar geneuzel over de ongelijkheid in de wereld. Zelfs mensen met het hart op de goede plaats zie ik na enkele dagen allergisch worden voor het woord ‘globalisering’. De reden? Het gepraat over een rechtvaardiger wereld is een fa�ade voor zakendoen. Het is gezwets zonder doel, zonder agenda, zonder dat iemand zijn lot verbindt aan tastbare resultaten. De meeste sessies gaan als een nachtkaars uit. Degene die hier werkelijk heerst is Adam Smith en zijn theorie dat van het feestmaal van de rijken genoeg kruimels overblijven om de armen te voeden. Economische groei van de vrije markt is uiteindelijk goed voor iedereen – en enkele uitzonderingen daargelaten is het in grote lijnen historisch correct.
Ik krijg bijna medelijden met vier vertegenwoordigers van religieuze groeperingen die laat op dinsdagmiddag, als het congres al bijna is leeggelopen, nog een beroep mogen doen op de barmhartigheid, bescheidenheid en deugdzaamheid.
"Het bedrijfsleven kan alleen motiveren, religie kan inspireren," zegt de in een wit gewaad geklede Indiër Ravi Shankar van de Art of Living Foundation. Ook Yassar Arafat en Shimon Peres, die zonder onderhandelingsresultaat uit het Egyptische Taba zijn ingevlogen, krijgen de handen op elkaar. De Israëlische oud-premier Peres opent zijn armen naar Arafat die hij "my friend" noemt. Hij krijgt een ovatie – de zaal die tot berstens is gevuld met ego zindert van de spanning; hoopt op het onmogelijke, en vindt misschien wel dat het daarop recht heeft. Een eindeloze tel denkt iedereen hetzelfde, namelijk dat voor hun ogen alsnog vrede wordt gesloten in het Midden-Oosten. Waarom ook niet, met dit publiek? Vele handen voelen al voorzichtig aan het chequeboek voor investeringsplannen dat in de binnenzak zit.
Dit is ook Big Brother, maar beter.
Dan haalt Arafat ziedend uit en foetert in het Arabisch over de vreselijke oorlog die Israël voert tegen de Palestijnen. De zaal laat de adem lopen. Spelbreker!
Wereldgroei 3,75 procent
Donderdag en vrijdag, de eerste twee dagen, begint Davos traditioneel als een macro-economisch waarzeggersfestijn. Dit jaar kijkt de wereld bezorgt naar de Verenigde Staten waar Federal Reserve voorzitter Alan Greenspan tien dagen eerder heeft gezegd dat de economische groei van 5 procent in de laatste maanden van het jaar waarschijnlijk volledig is verdampt. Nulgroei, in economentaal.
Een gezelschap van internationaal vermaarde economen, politici en bankiers geven allen hun mening over de stand van de wereldeconomie. Hun boodschap stelt gerust. De Amerikaanse economie draait weliswaar even wat minder, maar met enkele agressieve renteverlagingen, waarvan de eerste al binnen is, en een geplande belastingverlaging van de kersverse president Bush moet de economie daar in de tweede helft van het jaar weer aantrekken.
Ondertussen heeft Europa nergens last van en groeit Azië ook lekker door, op Japan na dat al een decennium lang op een houtje bijt en wiens afgevaardigden ook dit jaar een weinig doortastende indruk maken – de presentatie van de Japanse premier bevestigt hooguit dat het land nog een hoop heeft te doen.
Fischer van het Internationaal Monetaire Fonds houdt het erop dat de wereldgroei dit jaar kan uitkomen op 3,75 procent. Dat is weliswaar een paar puntjes lager dan de 4,5 procent die eerst in de boeken stond, maar bepaald geen groeicijfer om over te gaan zitten kniezen
Larry Summers, de Amerikaanse minister van Financiën onder Bill Clinton die een week eerder zijn bureau heeft leeggeruimd om plaats te maken voor zijn Republikeinse opvolger, zet het allemaal nog eens in perspectief. Prudente begrotingsspecialisten rekenden daar tien jaar geleden nog met een langjaarlijkse gemiddelde productiviteitsgroei van 2 procent – productiviteitsgroei is een betere indicator voor welvaartsgroei dan economische groei. De afgelopen jaren bleek de productiviteit jaarlijks echter met 4 tot 5 procent toe te nemen. Als de VS op een moment van slapte zou uitkomen op 2 procent, dan is dat eigenlijk nog steeds bovengemiddeld.
Daarmee is de ergste kou uit de lucht. Wat de aanwezige directeuren Resteert, is de situatie in hun eigen marktgebied bij elkaar te controleren. En dan gaat het vooral om de technologie- en mediamarkten, want Davos is voor topmannen uit deze industrietakken sinds enkele jaren een moetje.
Een jaar geleden gaf Steve Case van America Online hier nog ‘acte de presence’, slechts een week na het aankondigen van de overname van Time Warner, de grootste overname in de geschiedenis. Hij werd gadegeslagen door Bill Clinton die er ook was. Bill Gates is een vaste gast in Davos. Michael Capellas van Compaq is er. Bertelsmann’s Middelhoff, Hewlett-Packard’s Carly Fiorina. Vivendi’s Moi-Meme Maitre du Monde Jean-Marie Messier, Orange’s Hans Snook, de toppers van Siemens, Sony, Toshiba, SAP, Dell, Softbank. Wie is er eigenlijk niet?
Die zondagochtend moet John Chambers aan het ontbijt toegeven dat zelfs zijn Cisco niet immuun is voor de tegenvallende markt. Bill Gates grapt dat Chambers daarmee de laatste is met slecht nieuws en dat het dan wel tamelijk beroerd moet gaan met de industrie.
John Chambers
Even later ontmoet ik Chambers in een van de zwaarbewaakte hotels van Davos. Een uurtje eerder belde een van zijn assistenten om zich te verzekeren dat ik niet mijn roes lig uit te slapen na het gala van zaterdagavond. "Je zult geen spijt van hebben van het bezoek", besluit ze geheimzinnig, verder geen woord loslatend. Nadat ik het prikkeldraad en de metaaldetector van het majestueuze Hotel Seehof reeds ben gepasseerd blijf ik alsnog steken in de lobby waar Zwitsers koeterwaals brabbelende politieagenten opdracht hebben om bezoekers zonder VIP-pas tegen te houden. Chambers bemoeit zich er ook mee, maar zijn gezag in Silicon Valley haalt in deze sneeuwvallei niets uit. Na veel gedoe in vier verschillende talen zitten we een kwartier later alsnog in een ruime, zonovergoten kamer, geheel bekleed met blank hout, uitzicht op de witte bergtoppen.
Niet dat hij zichzelf tijd gunt om van het uitzicht te genieten. In zijn slepende zuidelijke tongval geeft hij via mij aan de wereld door wat hij die ochtend al aan zijn collega’s heeft verteld. Het kwartaal is ‘uitdagend’, nog veel uitdagender dan hij twee weken geleden had gedacht. "Klanten belden me op en zeiden: ‘John, mijn bedrijf is tegen een muur aangereden. Alsof het licht uitging’". Hij waarschuwt dat de komende zes maanden weleens bijzonder wisselvallig kunnen gaan worden voor het grootste netwerkbedrijf ter wereld. Met zijn zachte zoetgevooisde stem klinkt de winstwaarschuwing, want dat is het, nauwelijks onheilspellend. Hij verpakt het bericht bovendien in een uiterst opbeurende lange termijnverwachting, en blijft negentig minuten lang onverwoestbaar glimlachen.
Pas als ik zijn verhaal op mijn gemak uitwerk (er is geen haast bij omdat de aandelenmarkten toch zijn gesloten) bewonder ik zijn professionele staaltje ‘public relations’. Ver van de paniekerige thuismarkt, en op een zondag, vertelt hij rustig zijn verhaal en speelt zichzelf vrij om tevens goed nieuws te vertellen. Niettemin, mijn collega’s in de VS zijn blij met het bommetje, en met de talloze kleine details. Zo vaak hebben we Chambers niet, en de combinatie Chambers en winstwaarschuwing is al helemaal zeldzaam.
De aandelenkoers van Cisco keldert maandag met 6 procent. Twee dagen later zie ik Chambers weer. Hij is snipverkouden en verspreekt zich herhaaldelijk. Af en toe valt er een gordijn over zijn glimlach. Ik vraag me af hoe hij zich Davos zal herinneren.
Onneembare vesting
Ook Davos: een man in smoking, met een glas champagne in de hand, keert zijn rug naar het binnenzwembad van het congrescentrum waar een waterballet wordt opgevoerd. Hij kijkt door een glazen wand naar buiten waar in de ijzige vrieskou een Zwitserse soldaat in een blauw uniform roerloos naast een Duitse herdershond kniediep in de sneeuw staat. Achter de soldaat verrijzen dubbele stalen hekken met vlijmscherp prikkeldraad waarmee het gehele congrescentrum is omringd. Felle schijnwerpers verlichten wolkjes warme adem om de man en de hond.
Dit jaar heeft de dreiging van een handvol demonstranten het skiplaatsje omgetoverd in een onneembare vesting. Al in Landquart, waar ik moet overstappen op de boemel naar Davos, worden passagiers gemonsterd door soldaten in harnassen van zwart Teflon. De vallei die leidt naar Davos lijkt hermetisch afgesloten, maar in het weekeinde blijkt toch een paar dozijn door de mazen van het net geglipt.
De demonstranten bekritiseren de exclusiviteit van de bijeenkomst en vermoeden een samenzwering tegen de armen en verdrukten der aarde. Met waterkannonen en rubber kogels worden ze het dorp uitgejaagd. De plaatselijke bevolking spreekt zich enkele dagen later tevreden uit over dit daadkrachtige optreden.
Wie het congrescentrum in wil, moet eerst langs een haag van politieagenten met machinegeweren, dan langs een tweede kordon van agenten, vervolgens langs registratie en metaaldetectoren. Tassen worden net als op het vliegveld door de röntgenmachine gehaald.
Enkele dagen lijkt het vervoer in het langgerekte plaatsje slechts te bestaan uit de allerduurste limousines. Davos zelf verdient geen schoonheidsprijs, en wie op zoek gaat naar de geïsoleerde charme die Thomas Mann beschreef in zijn Zauberberg schrikt van de rommelig door elkaar gesmeten hotel- en huizenblokken. Maar deze week staat Davos gelijk aan grandeur.
Zo is het natuurlijk niet begonnen. De Zwitserse zakenman Klaus Schwab, die zich graag voorstond op zijn gevarieerde en interessante kennissenkring, koos voor Davos om in alle rust enkele wereldthema’s te kunnen bespreken. Het was een exclusieve herenclub, aanvankelijk gedomineerd door het continentaal Europese establishment.
Schwab, inmiddels stokoud, ziet nu als zijn voornaamste taak om de wereldleiders een warm welkom te heten. "Africa would be a better place, wizz moor lieders such as you," zalft hij tegen de Zuid-Afrikaanse president Mbeki nadat deze zich met moeite heeft verweerd tegen kritische vragen over de omstreden Aids-bestrijding in Zuid-Afrika en zijn politieke inspanningen om iets te doen aan de chaos in Zimbabwe. Daarmee lijkt Schwab nauwelijks de heersende mening in een zaal vol journalisten te vertegenwoordigen.
Bill Joy
Davos was aanvankelijk een plek waar kunstenaars, politici en zakenlieden zich onverwacht door elkaar konden laten beïnvloeden De enige plek waar ik deze kruisbestuiving aantref, is buiten het congrescentrum waar een prominente groep Amerikanen enkele uren de ethische grenzen van de technologische vooruitgang aftast.
In het suffige hotel Cresta verzamelt zich tegen het vallen van de vrijdagavond een bont gezelschap van senatoren, voormalig ministers, wetenschappers, adviseurs, lobbyisten, investeerders, softwarespecialisten en ondernemers. Ze zijn er op uitnodiging van het technologietijdschrift Wired dat enkele maanden eerder een artikel publiceerde van Bill Joy, het wonderkind van server-producent Sun. In dat betoog hield Joy een pleidooi voor strikter toezicht op de drie technologieën die de eenentwintigste eeuw zullen gaan beheersen: genetica, robotica en nanotechnologie.
Het feit dat het menselijke gen in het jaar 2000 is teruggebracht tot een serie data heeft van biologie een computerwetenschap gemaakt, aldus Joy. Nog dertig jaar, als de gemiddelde computer een miljoen keer krachtiger is dan nu, en dan kan iedere amateur sleutelen aan de broncode van het leven. Gooi de vooruitgang van de nanotechnologie erbij, waarmee intelligente materie kan worden gecreëerd die in potentie kan concurreren met levende materie, en science-fiction-achtige voorspellingen van tien jaar geleden lijken plotseling niet langer onmogelijk. De discussie die volgt is een genot om naar te luisteren, en zonder twijfel de meest stimulerende twee uur van de zes lange dagen die ik doorbreng in Davos – nou ja, mijn ontmoeting met fotomodel Naomi Campbell in gezelschap van muzikanten Peter Gabriel en Youssou Ndour staat natuurlijk helemaal bovenaan. Opmerkelijk is dat de meeste aanwezigen voetstoots aannemen dat de technologische vooruitgang inderdaad zal leiden tot maakbare moleculen, maar de meningen lopen ver uiteen over de dreiging die ervan zal uitgaan.
Sommige adviseurs uit de tijd van de nucleaire dreiging denken dat de uitwassen vallen te controleren, anderen vrezen van niet. Ze bespreken strikter overheidsingrijpen in het dagelijks leven van burgers, een gotspe in het libertijnse Amerika. Ik besef hoe dit soort discussies in Davos argwaan kunnen oproepen bij degenen die zijn buitengesloten – gelukkig is deze discussie openbaar. Later, in de marge van een feestje, vraag ik Joy of hij zich als software- en halfgeleiderontwerper niet op glad ijs begeeft als hij zich mengt in een discussie over technologieën waarvoor hij niet is opgeleid. " Ik check alles," antwoordt hij, eraan toevoegend dat zijn vakgebied toch relevant kan blijken in een eeuw die zal worden gebouwd op computertechnologie.
"De eenentwintigste eeuw wordt de werkelijke informatie-eeuw, en dan bedoel ik niet het Internet."
Lucas Van Grinsven Freelance Medewerker