Topmanagers konden het tijdens het World Economic Forum in Davos niet nalaten om mea culpa-geluiden af te geven over de internethype: "we waren te hebzuchtig en geloofden dat 30 à 100 procent ‘return on investment’ binnen één jaar mogelijk was", "ieder internetidee was goed, we waren niet realistisch", "internet-businessplannen waren overgewaardeerd, en nu zijn er weer kansen voor meer conservatieve investeerders".
De toonzetting is nu veel conservatiever: het gaat erom goede internetbedrijven op te bouwen. Het gaat meer om waardecreatie dan om snel cashen. Veel venture capitalists zijn zelf bijzonder onervaren of zijn zelfs net zo jong als de internethype zelf. Denk aan Gorillapark of Newconomy. Het is niet verwonderlijk dat er met de enorme en optimistische toevloed van miljarden guldens impulsieve en riskante keuzes gemaakt zijn. Sommige durfkapitalisten zullen de gevolgen daarvan zelf niet overleven. Anderen, zoals Nesbic of Atlas, met een langere historie en een meer gespreid vermogen, zullen de klappen beter kunnen opvangen.
Wat is de belangrijkste les uit de jonge historie van internetinvesteringen? Het gaat naast een aansprekend idee vooral om goed en betrouwbaar ondernemerschap, en ervaring in het opbouwen en onderhouden van relaties met klanten, leveranciers en partners. Er moeten contracten binnengehaald worden, en er moet minder uitgegeven worden dan er verdiend wordt. Niets nieuws onder de zon dus. Economie, zo Oud als de weg naar Rome.
Toch leken de meeste internetstarters dit volledig vergeten te zijn. Waar Nederlanders eerst risico’s vermeden bij het verlaten van het veilige nest van de baas, werd in 1999 en begin 2000 massaal de aanval ingezet alsof we een voetbalwedstrijd speelden tegen onze oosterburen: "Aanvallen!", dus. Nu de consumentenmarkt uit de gratie is, heet b2c – business to consumer – echter Back-to-Consultancy te zijn: veel consultants dachten voldoende te weten van internet, maar kwamen er achter dat een eigen onderneming drijven ploeteren en zweten is. Dus maar terug het veilige adviesvak in.
Ook de initiatieven voor businessportalen vallen als dode mussen uit de bomen, dus b2b – business to business – is nu Back-to-Basics. Het zijn weer de koele cijfers onder de streep die tellen. Hoe was het mogelijk dat er zelfs serieus naar goeroes geluisterd werd die riepen dat winst maken uit de tijd was? Het gaat weer om zwarte cijfers naast flinke groeigrafieken. En dus wordt de branche saaier, het aantal pakken neemt toe: B2T, Back-to-Ties.
Tegelijkertijd neemt de interesse in wonderkinderen af. Bij nader inzien zijn veel van de tienerwonderen beperkt tot het opzetten van een klein ontwikkelbedrijfje of advertentiebedrijfje rond de exploitatie van een prijsvergelijker: B2S, Back-to-School dus.
De investeerders hebben hun lesje geleerd en gaan Back-to-Finance, waarbij trefwoorden als risicomijdend beter passen. Ook de nieuwe-economie-adepten doen er het zwijgen toe, want de trend is Back-to-Economics, Oude Economie wel te verstaan. Zo kunnen we nog even doorgaan met humor.
Humor omdat we de ergste schok aan het verwerken zijn, van het verlies op onze aandeeltjes TIE, Newconomy en World Online. En omdat er natuurlijk ook een paar witte raven zijn die de winter prima kunnen doorstaan. De ogen van analisten en beleggers blijven steevast gericht op Amazon, dat in staat blijkt het verlies per aandeel over het laatste kwartaal 2000 fors te beperken tot 23 dollarcent. Ook computerverkoper http://www.egghead.com weet zijn verlies per aandeel in deze periode te halveren ten opzichte van de verwachtingen. Wanneer deze trend doorzet zullen binnen 1 à 2 jaar de eerste grote internetconsumentenwinkels winstgevend opereren. Binnen een jaar verwacht ik dat beleggers opnieuw voor een opleving van de Nasdaq gaan zorgen. Maar dan wel beperkt tot de overlevers, want de markt is veel kritischer geworden.
Hoe herken je ze eigenlijk, de overlevers? Eigenlijk vrij eenvoudig: internet is een medium dat net als de boekdrukkunst de mogelijkheid biedt om veel intensiever te communiceren tegen veel lagere kosten dan voorheen mogelijk was. Dus indien een bedrijf deze productiviteitswinst in staat is in haar bedrijfsmodel te realiseren, of de technieken levert aan klanten die deze productiviteitswinst kunnen realiseren, dan weet je dat het potentieel om een overlever gaat.
Bij grote on-line ‘stores’ gaat het om het bieden van grotere hoeveelheden artikelen tegen lagere kosten voor veel meer klanten tegelijk dan voorheen. Bij transactiediensten gaat het om het goedkoper en sneller verwerken van transacties voor meer verschillende betaalsystemen dan via traditionele betaalnetwerken. Bij online archieven, zoekmachines en gidsen gaat het om het sneller vinden van meer relevante informatie dan voorheen.
Uiteindelijk herken je de overlever natuurlijk aan de cijfers: het bedrijf moet in staat zijn een snel groeiend klantenbestand op te bouwen (omzet) en tegelijk de operationele kosten in de klauw te houden. Een echt internetbedrijf houdt zijn kosten extreem laag door met minder verkopers, inkopers, marketeers, en administratief en logistiek personeel meer eenheden product of dienst te leveren.
Martijn Hoogeveen, hoogleraar multimedia aan de Open Universiteit en directeur van TakeitNow.com. Reageer via: martijn@takeitnow.nl.