De Nederlandse ICT-sector glijdt af naar het niveau van de assemblage- en onderhoudsmonteur door een gebrek aan innovatiekracht en ondernemerschap. IT-bedrijven investeren te weinig in productontwikkeling en beperken zich tot het korte-termijngewin van ‘uurtje-factuurtje’. Om innovatief vermogen en internationale concurrentiekracht te waarborgen, moet Nederland (weer) een land van IT-uitvinders en softwarefabrieken worden. Dat komt economie, onderwijs en wetenschap ten goede, meent Wilko Visser,
Van bejubelde motor van de economie tot het zwarte schaap van bedrijvig Nederland. Dat is de Nederlandse informatie- en communicatietechnologie de laatste tijd overkomen. Baan is met rechtszaken ten onder gegaan en Nina Brinks’ zakkenvul-actie rond World Online wordt gemakshalve als voorbeeld gesteld voor de hele sector die aan elkaar lijkt te hangen van korte termijndenkers en snelle jongens op zoek naar het snelle geld. Dat doet onrecht aan de hele branche, maar neemt bovendien de aandacht weg van een ontwikkeling die in potentie veel schadelijker is: het maar niet op gang komen van een daadwerkelijke IT-industrie. Met ieders aandacht voor de zwanenzang van Baan, wordt te makkelijk vergeten welke positieve voorbeeldfunctie dit bedrijf jarenlang voor de Nederlandse ICT-sector heeft gehad. De meest toonaangevende dienstverleners zijn in wezen ‘body shoppers’, die hun riante omzetten realiseren met het assembleren, implementeren en onderhouden van systemen en software die elders is ontwikkeld. Ondernemingen die de ontwikkeling van IT-producten in software of hardware tot hun hoofdtaak hebben gemaakt, zijn op de vingers van een hand te tellen.
Nationale trots
Het ontbreken van een ontwikkelings- en productie-industrie is jammer om meerdere redenen. Allereerst de bedrijfseconomische. Dienstverlening op uurbasis is bedrijfstechnisch weliswaar veilig, lucratief en dus interessant, maar voor de lange termijn bieden eigen producten meer (internationale) potentie. De hefboomwerking van de distributie van producten is veel groter dan die van welke ‘uurfabriek’ dan ook. Bovendien dreigt Nederland de boot te missen als het gaat om de ontwikkeling van daadwerkelijk revolutionaire technologieën De wisselwerking tussen wetenschappelijke instituten, onderwijs en bedrijfsleven is een fundament van de voortrekkersrol van de Britse en Amerikaanse IT-sectoren. Nederland zal zijn schaarse IT-talenten moeten stimuleren tot eigen creativiteit, in plaats van hen te veroordelen tot het bestaan van softwaremonteur.
Abstracter, maar niet minder reëel is het Nederlandse imago in het buitenland. Landen als Israël en India gaan prat op hun IT-industrie en met recht. Die trots heeft alles te maken met innovativiteitskracht, met het maken van dingen. Door het gebrek aan productontwikkeling en daarmee door de minimale innovatie, rangeert Nederland zichzelf uit wat betreft ICT. Om dit alles te voorkomen, zijn meer durf, innovatie en ondernemerszin noodzakelijk.
Sleutelvoorwaarden
Het gebrek aan productontwikkeling is in zekere zin begrijpelijk. Onderzoek en ontwikkeling vereisen grote investeringen, die zeker voor jonge, kleine ondernemingen zeer moeilijk te dragen zijn. Veel nieuwe IT-bedrijven beginnen in de een of andere vorm met stabiele, bedrijfszekere dienstverlening. Dat brengt wel het risico met zich mee dat ze, tegen de tijd dat ze er het geld voor hebben, geen trek meer hebben in de onzekerheid van investeringen in productontwikkeling. Bovendien vereist de marketing van producten een ander, complexer en kostbaarder marketingapparaat. Toch zijn productontwikkeling en de succesvolle marketing van nieuwe IT-producten wel degelijk haalbaar, ook voor jonge ondernemingen. Mijn bedrijf bijvoorbeeld heeft in drie jaar tijd een eigen softwareproduct geïnstalleerd op zo’n honderdduizend werkplekken. De internationale expansie is inmiddels gestart.
Het is mijn ervaring dat er een aantal sleutelvoorwaarden is voor IT-ondernemingen die het pad van eigen producten willen bewandelen.
Het product moet een voldoende grote markt hebben, en onderscheidend zijn. Ieder product is snel kopieerbaar, dus onderscheid is een cruciale factor in verband met de terugverdientijd. Product en productvoorstel zijn interessant voor partners. Wederverkopers en licentienemers kunnen succes met een ongekende factor vermenigvuldigen. Wellicht de belangrijkste succesfactor is een duidelijke visie en betrokkenheid. Een innovator-in-spe dient een duidelijk en concreet beeld te hebben van zijn ambities en de offers die daarvoor nodig zijn.
Uiteraard leveren de genoemde factoren geen blauwdruk op voor succesvolle productontwikkeling- en marketing. Maar het zijn wel aandachtspunten die zich in de praktijk hebben bewezen.
Ik hoop dat er IT-innovators zijn die kansen zien in de geschetste bedreigingen. Want er liggen volop kansen in binnen- en buitenland. Bovendien is zo eindelijk een einde te maken aan de oude misvatting dat Nederland geen ‘engineering’-cultuur heeft, omdat het vooral een handelsland zou zijn. De historische voorbeelden van scheepsbouw en waterwerken leren dat ‘engineering’ en handel uitstekend samen kunnen gaan. Dat moet ook in de informatie- en communicatietechnologie mogelijk zijn. Ik ga graag de discussie met u aan.
Wilko Visser Directeur Vai Veenendaal