Minister Hermans van Onderwijs bezocht vorige week Californië en Canada in het kader van een studiereis over ICT-toepassingen in het onderwijs. Om ideeën op te doen, meer praktijkvoorbeelden te zien van geslaagde eerste stappen en een indruk te krijgen van nieuwe relevante ontwikkelingen in de technologie voor het onderwijs, deed hij vorige week de Amerikaanse westkust. Caroline Beijer reisde met de delegatie mee in Silicon Valley, San Francisco en Oakland. Een impressie.
Het internet verandert bijna alles, inclusief werken, leren en ontspannen, aldus de heersende opvatting in Silicon Valley. De invloed op ‘het leren’ heeft meerdere dimensies. Internet en meer algemeen ICT maken aanvullende en zelfs geheel nieuwe manieren van leren mogelijk; de mondiale kenniseconomie vraagt om kenniswerkers die een leven lang kennis en vaardigheden blijven bijleren en de snel veranderende samenleving vraagt om burgers die begrijpen wat er speelt.
De lage kwaliteit van het Amerikaanse onderwijs is door bedrijfsleven en kiezers hoog op de politieke agenda gezet. Eerder deze maand hield aanstaand president Bush een economische top waar zijn vrienden uit de hightech-industrie hem waarschuwden dat Amerika’s toekomst afhangt van verbetering van het onderwijs. Want, zoals John Chambers, directeur van Cisco, stelt: "De banen zullen naar de landen met de best opgeleide employees gaan!"
Het integreren van ICT in het onderwijs wordt in Amerika gezien als één van de manieren om op een efficiënte manier de kwaliteit te verbeteren. Daarnaast onderkent bijna iedereen dat alle leerlingen ICT-vaardig moeten zijn. Het Congres heeft eind 1999 de ‘Web-based Education Commission’ aangesteld, die een gedegen studie heeft verricht naar de stand van zaken en de mogelijkheden en beperkingen van integratie van internet in het Amerikaanse onderwijs. De commissie presenteerde vorige maand zijn conclusies en het rapport ‘The Power of the Internet for Learning’ (http://www.webcommission.org). Dit rapport is weliswaar gebaseerd op het Amerikaanse onderwijssysteem, maar bevat toch volop observaties die ook voor Nederland relevant zijn. Onderzoeksresulaten en de verklaringen tijdens de diverse hoorzittingen hebben de commissie ervan overtuigd dat het internet de belofte inhoudt om het onderwijssysteem structureel te veranderen, waarbij de leerling centraal staat en niet de klas. Aan ieders sterke en zwakke punten kan op individuele basis aandacht besteed worden en ook ‘een leven lang leren’ wordt praktisch mogelijk. De ondertitel van het rapport, ‘Moving from promise to practice’, geeft al aan, dat ook in de VS nog lang niet alle mogelijkheden in praktijk gebracht zijn. De commissie meent dat een grootscheepse nationale aanpak vereist is, een mobilisatie vergelijkbaar met het fameuze ‘Man op de Maan’ project, na de lancering van de Spoetnik-satelliet door de Russen.
Nederlandse ambities
Ook het Nederlandse kabinet heeft ambitieuze plannen, maar het gaat uiteindelijk om wat er concreet gebeurt en hoe dat is te vergelijken met andere landen. Vorig jaar heeft minister Hermans (OC&W) scholen aan de oostkust van de Verenigde Staten bezocht. Eén van de conclusies van dat bezoek was dat succesrijke eerste stappen van groot belang zijn voor het uiteindelijke welslagen bij de introductie van ICT in het onderwijs. Om ideeën op te doen, meer praktijkvoorbeelden te zien van geslaagde eerste stappen en een indruk te krijgen van nieuwe ontwikkelingen in de technologie die relevant zijn voor het onderwijs, bezocht Hermans vorige week de Amerikaanse westkust. De minister werd dit keer vergezeld door medewerkers van de ICT-directie van het ministerie, voorzitters/directeuren van diverse onderwijsorganisaties en betrokkenen bij Kennisnet. De delegatie werkte een intensief en gevarieerd programma af en was zeer geïnteresseerd in wat ze hier op scholen zagen en aan trends hoorden: in de bus en ’s avonds werd enthousiast gediscussieerd en geëvalueerd. Aansluitend kreeg de delegatie op 12 januari in Vancouver nog een presentatie over SchoolNet, de Canadese variant van Kennisnet.
Alle bezochte scholen hadden een breedband internetverbinding (1,5 Mbps) en een computerlokaal, waar iedereen met een pc of iMac aan de slag kan (dit is Apple-terrein: soms bestond de helft van de computers uit iMac’s of Macintoshes). Daarnaast stonden er in de klaslokalen een paar computers, meestal met aansluiting op internet. In Amerikaanse scholen is er gemiddeld één computer per vijf leerlingen. In de VS hebben computers een paar jaar eerder op brede schaal hun intrede gedaan dan in Nederland, maar van heel ander onderwijs is met uitzondering van de ‘School van de toekomst’ geen sprake. Minister Hermans gaat uit van drie fasen: "Allereerst moet het onderwijs alle jongeren leren met ICT om te gaan, zodat ze de basisvaardigheden beheersen. Fase twee is: ICT daadwerkelijk gebruiken tijdens de lessen, bijvoorbeeld feiten en gegevens ophalen, verwerken en het resultaat communiceren. In fase drie is ICT niet zozeer een aanvulling op het bestaande, maar gaat het verder, bijvoorbeeld nieuwe educatieve software, ontwikkeld aan de hand van nieuwe pedagogische en didactische inzichten, die de omvang van hele lessen heeft". Onmiddellijk daarop volgend: "We zijn nu in Nederland een jaar bezig en iedereen begint al te roepen dat we nu al de derde fase in moeten".
In de VS gaat het meer stapje voor stap en de bezochte scholen zitten in ‘fase anderhalf’. Tijdens het bezoek stelden enkele sprekers dat het huidige onderwijssysteem, stammend uit de Industriële Revolutie, in het informatietijdvak niet meer voldoet. Zij menen dat er transformaties plaats moeten vinden: van de leraar als alleswetende kennisbron naar ‘facilitator’/begeleider, die mee leert; van klassikaal naar individueel gericht; van boeken naar dynamische interactieve multimedia; van communicatie beperkt tot het klaslokaal naar een onbeperkte, wereldwijde communicatie.
Professioneel ontwikkelingsniveau
Ook in Californië is het ICT-vaardigheidsniveau van docenten nog niet op peil. Het gaat daarbij om het gemak waarmee men computers bedient en – veel lastiger – hoe ICT het best met de didactische kennis en vaardigheden in de lesmodule is te integreren. Vooral naar dit laatste moet (internationaal) nog veel onderzoek verricht worden. Toch moeten docenten en schoolleiders alvast aan de slag (‘fase 2’). Zo hebben de Fairmont Elementary School (een basisschool in San Francisco) en het San Mateo Community College experts aangesteld, die gespecialiseerd zijn in de onderwijskundige mogelijkheden van ICT voor de verschillende vakken en die de vakdocenten daarbij adviseren. Om de basisvaardigheden te bevorderen zorgt het San Mateo Community College dat de staf, vooral de ouderen, veel training en ondersteuning krijgt. De school heeft ook een pc-privé-project voor de leraren. In zes jaar tijd is het percentage docenten dat vertrouwd is met computers verhoogd van vijftien naar veertig. Het gaat dus allemaal niet van vandaag op morgen. Het Santa Clara County Office, één van de vele lagen in het onderwijssysteem, verzorgt ook trainingen voor leraren, zowel in applicatiepakketten als in didactische vaardigheden om ICT te integreren. Er is ook behoefte aan databases met goedgekeurd aanvullend elektronisch lesmateriaal voor het basis- en voortgezet onderwijs. Het ‘California Learning Resource Network’ gaat zo’n database opzetten, die via het web toegankelijk is. De organisatie heeft onlangs uitgevers uitgenodigd om educatieve software, video- en internet-bronnen ter beoordeling in te dienen. Het materiaal wordt geëvalueerd op inhoud (content), integratie met het huidige lesmateriaal en gebruiksvriendelijkheid.
Beheer en kosten
De computerinfrastructuur op de scholen is stapsgewijs opgebouwd en draagt daarvan de sporen. Men is begonnen met enkele pc’s, zonder netwerk en zonder internet. Nieuwe apparatuur wordt toegevoegd als er geld is. Een plan van aanpak lijkt te ontbreken. Zo werkt de Fairmont-basisschool met allerlei op zichzelf staande computers (Windows pc’s en Apple iMacs): een netwerk en een server ontbreken! De mogelijkheden van communicatie en gegevensuitwisseling worden zo niet benut. Bovendien is het systeemonderhoud zeer arbeidsintensief. Het San Mateo Community College heeft het gehele IT-beheer uitbesteed. De school heeft samen met twee andere colleges een ICT-organisatie in de arm genomen. "Zo kun je ervaren IT’ers inzetten die bekend zijn met de laatste ontwikkelingen", aldus Frank Vaskelis, directeur ICT-diensten.
Het uitbesteden van ICT-beheer spreekt Hermans zeer aan: "De meeste scholen zijn veel te klein om een eigen IT-beheerder te hebben. Wij moeten ons beperken tot onze kerntaak: het onderwijs. Nu is er ook budget voor uitbesteding; een jaar geleden was dat er nog niet." Het prijskaartje van uitbesteden hangt natuurlijk samen met hoe het netwerk is opgezet. Is dat flexibel, veilig, elegant of draait het op software die veel kopzorgen geeft. Kan het netwerk in de school de nieuwe ontwikkelingen opnemen? Is het stabiel in een heterogene omgeving? "Als je het netwerk op een goede manier opzet, hoef je echt niet zo veel te beheren", hield Janpieter Scheerder, Executive Vice President van Sun Microsystems de delegatie voor. Hij doelde op een op afstand beheerde server met thin clients.
Voor de Fairmont-school krijgt het bezoek van de minister waarschijnlijk nog een mooi vervolg. Toen IBM later in de week hoorde van deze situatie, werd de school meteen geadopteerd als Linux voorbeeldproject (met web en file server).
Mobiel computerlokaal
Ook Apple Computer heeft zich onder meer gebogen over de vraag hoe computers in scholen betaalbaar blijven zonder dat de halve staf met onderhoud bezig is. Een goed voorbeeld is Pallas Athene, een school in Amersfoort: "een zorgeloos draadloos netwerk, dat binnen twintig minuten in een school geïnstalleerd kan worden". De school heeft vijf Airports (Apple’s draadloze hub, volgens de IEEE 802.11 standaard) en bijbehorende computerkaarten gekocht, zodat het over een mobiel computerlokaal beschikt. Daarnaast noemde ook Apple beheer op afstand en client/server met netboot (clients starten over het net vanaf de server) als een van de mogelijkheden.
Sun bracht de aantrekkelijkheid van Sunrays voor scholen naar voren: elk kind heeft zijn eigen chipkaart (geeft toegang tot eigen bestanden op de server, eigen voorkeursconfiguratie, enzovoort), gemakkelijk netwerkbeheer en een snelle installatie. Een Cobalt appliance-server is binnen vijftien minuten geïnstalleerd. Het gratis kantoorpakket Star-Office is ook in een Nederlandse versie beschikbaar, compatibel met Microsoft Office en komt binnenkort als portaalversie uit.
Een geheel ander voorbeeld van kostenbewustzijn kreeg de delegatie te zien op de ‘Oakland Technical Senior High School’ (een technische middelbare school). Computers, gedoneerd door bedrijven, worden onder begeleiding van een gedreven docent door de leerlingen zelf opgepept. De opgeknapte, geteste computers gaan naar de school, bibliotheken en vrijwilligersorganisaties in Oakland en de leerlingen mogen een computer meenemen naar huis. Dit sprak de delegatie zeer aan. Niet mopperen over afdankertjes, maar er met vereende krachten enthousiast wat bruikbaars van maken. Dit is een voorbeeld van de Amerikaanse ‘zelf aanpakken mentaliteit’ en een win-win-situatie: leerlingen krijgen zelfvertrouwen, krijgen op school en thuis goedkoop een computer ter beschikking en zijn betrokken bij de gemeenschap.
Ook het gebruik van Linux is interessant. IBM gaf een toelichting op één van de opvallende ontwikkelingen van de afgelopen jaren: de opkomst van open-sourcesoftware, zoals het Linux-besturingssysteem. IBM ondersteunt het gebruik van deze software zeer actief. In het onderwijs zou deze software een aantal voordelen bieden. Kostenbesparing is er één van, niet alleen door het ontbreken van licentiekosten, maar ook door de mogelijkheid tot prima hergebruik van bestaande apparatuur. Ook de mogelijkheid om netwerken op afstand en automatisch te beheren lijkt zeer aantrekkelijk. Linux is een uitermate stabiel en goed te beveiligen besturingssysteem. IBM benadrukte het belang van open standaarden, zeker in de toekomst als allerlei verschillende apparaten, dus niet alleen pc’s, met elkaar gaan communiceren. Denk daarbij over een paar jaar aan leerlingen met pda’s (persoonlijke digitale assistent, zoals de Palm), webplankjes en web-zaktelefoons. Het gebruik van open-sourcesoftware garandeert de mogelijkheid tot onderlinge communicatie. In een omgeving met veel verschillende soorten apparatuur kan Linux gebruikt worden om de systemen aan elkaar te knopen.
Interactieve multimedia
"Er is erg veel educatieve content op het web, maar het is ‘the good, the bad and the ugly‘: een deel is erg goed, een ander deel is erg slecht en de rest kun je beter helemaal niet bekijken. Er is behoefte aan een portaal of superstructuur dat het beste van het beste verzamelt. Dat kan stap voor stap ingevuld worden: de belangrijkste vakgebieden eerst", vertelde Dinesh Bahal, Directeur business-ontwikkeling voor onderwijs bij Sun Microsystems. Enkele online bedrijven en uitgevers zijn bezig hun materiaal ’te digitaliseren’ of nieuw te ontwikkelen met internet in gedachte.
Steeds meer kinderen groeien op temidden van telkens meer interactieve multimedia, of, zoals professor Bert Hesselink van de Stanford universiteit het typeerde: "Kinderen worden bijna met een muis in de hand geboren". Zij verwachten die interactiviteit ook op school aan te treffen: het onderwijs zal dus wel moeten. Dit is wat je ook in Nederland ziet gebeuren. "Het aantal scholen dat aangesloten is op Kennisnet groeit nu echt gigantisch, niet omdat het uit Zoetermeer komt, maar ICT komt vanuit de samenleving de school in", aldus de minister. "Bovendien moet je ter voorkoming van een digitale tweedeling, zorgen dat iedereen – met of zonder een goede computer thuis – ermee leert werken", meent Hermans.
Het internet transformeert van een netwerk van pc’s naar een netwerk van apparaten en apparaatjes. De pc-functionaliteit wordt opgeknipt en tal van nieuwe uitvoeringsvormen zullen op de markt komen, in navolging van de Palm pda, e-boeken, webplankjes, pagers, web-zaktelefoons. Je ziet die verschuiving nu al bij programmeurs: van C/C++ voor de pc naar Java voor het netwerk. Netwerkconnectiviteit, informatie uitwisselen en delen, is essentieel. Schoolnetwerken moeten flexibel opgezet worden, gebaseerd op open standaarden – niet afhankelijk van één leverancier -, met extra aandacht voor de ‘back-end’ (het server-gedeelte) en minder voor het ‘front-end’ (want op termijn echt niet alleen pc’s). Softwaretoepassingen zie je ook verschuiven van de pc naar het web. Veel van de apparaatjes zullen draadloos met het netwerk communiceren.
Stimulerend onderwijs
Internet maakt stimulerender onderwijs mogelijk. Een voorbeeld hiervan werd gedemonstreerd door professor Bert Hesselink, verbonden aan de universiteit van Stanford en oprichter van Senvid. Deze startup ontwikkelt onder andere cyberlab voor het uitvoeren van fysische en chemische experimenten op afstand via internet. "Het internet kan onderwijs interessanter en leuker maken en bijvoorbeeld toegang geven tot dure meetapparatuur. Bovendien draagt internet bij aan efficiëntieverbetering, zodat er tijd vrijkomt voor meer persoonlijk contact tussen student en docent", stelde Hesselink op grond van eigen ervaring. Senvid is begonnen met een kleine opstelling van een laserexperiment met web-camera’s. Studenten schrijven zich in, krijgen een periode toegewezen en kunnen waar ook ter wereld experimenten met die opstelling uitvoeren. Hermans, evenals de rest van de delegatie vond dit "Geweldig!". Chemische experimenten worden met robots uitgevoerd. Cyberlab wordt momenteel in een internationaal project van Stanford gebruikt. Gezien het enthousiasme van de groep zou het binnenkort ook wel in Nederland op kunnen duiken.
Het bezoeken van bedrijven in de stimulerende omgeving van Silicon Valley geeft altijd veel stof tot nadenken: welke zijn de wanen van de dag en wat zijn de echte trends?! Er zijn nog genoeg problemen die stap voor stap opgelost moeten worden, maar minister Hermans is vol vertrouwen: "We lopen nog wat achter in het vertrouwd zijn met ICT in het onderwijs, zowel de leraren als de leerlingen. Maar we zijn nu bezig met de grote inhaalslag: ik streef er naar om deze periode tot de top 5 van de wereld te gaan behoren en de volgende ronde moeten we maar proberen nummer 1 te worden! Dat is een hoge ambitie, die hebben we niet zo een-twee-drie bereikt, maar we moeten er wel naar streven. Ik vind het een hele reële optie". Het lijkt wel alsof de dringende oproep van de Webcommissie van het Amerikaanse Congres om tot een nationale, grootscheepse aanpak te komen, in Nederland al gehoor heeft gevonden.
Onderwijssites
URL’s van de Amerikaanse Webcommissie en enkele voorbeeldportalen van educatieve online bronnen.
http://www.webcommission.org
De ‘Web-based Education Commission’ van het Amerikaanse congres, onder leiding van senator Bob Kerrey. Het rapport van de commissie, ‘The Power of the Internet for Learning; Moving from promise to practice’, is in pdf-, tekst- en doc-vorm van de site op te halen (pdf: 5,4 MB, 180 http://pagina’s).
http://www.thegateway.org
‘The Gateway to Educational Material’ is een portaal naar educatief materiaal in het Engels dat op het web staat. De Gateway evalueert materiaal afkomstig van de federale overheid, de Staten, universiteiten, organisaties, scholen en bedrijven, zowel uit binnen- als buitenland. Er kan gezocht worden op vakgebied en op klas (vijf jaar bij de ‘grade‘ optellen geeft de leeftijd van de leerlingen). Het portaal is gefinancierd door het Amerikaanse ministerie van onderwijs.
http://www.merlot.org
‘Multimedia Educational Resource for Learning and Online Teaching’ is een verzameling online lesmateriaal voor hbo en universitaire opleidingen. De site is voor iedereen toegankelijk; leden (gratis in ruil voor achternaam en emailadres) hebben meer mogelijkheden om mee te doen. Docenten kunnen lesmateriaal ter beoordeling indienen.
http://www.classroom.com
Een bedrijf dat online-cursusmateriaal voor het primair en secundair onderwijs ontwikkelt. Tevens leverancier van online-trainingen van docenten, gericht op het leren implementeren van technologie in de les. Ook organiseren zij conferenties over het inpassen van online-bronnen en ICT in de les.
http://www.ngfl.gov.uk
‘National Grid for Learning’, een portaal voor leerlingen, studenten, docenten, schoolleiders, opgezet door de ‘British Educational Communications and Technology Agency’, in opdracht van de Britse regering. Organisaties en bedrijven kunnen content ter beoordelen aanleveren.
http://www.enc.org
De ‘Eisenhower National Clearinghouse’, verzamelt lesmateriaal voor basis en voortgezet onderwijs in wiskunde en natuurwetenschappen en verricht onderzoek naar manieren van leren van de â-vakken. Het onderzoek wordt gefinancierd door het Amerikaanse ministerie van onderwijs.
http://www.schoolnet.ca
SchoolNet is het initiatief van het Canadese ministerie van economische zaken om alle scholen en bibliotheken op internet aan te sluiten. Naast onderwijsnieuws bevat de site onder ‘Learning Resources’ een uitgebreide verzameling van geëvalueerde online-bronnen.
Het Amerikaanse schoolsysteem
Alle vijftig staten van Amerika hebben eigen onderwijsregels en binnen een staat kan de implementatie van de regels per schooldistrict (ter grootte van ongeveer een gemeente) verschillen. Het basis- en voortgezet onderwijs kent publieke scholen (gefinancierd met belastinggeld, aangestuurd door de raad van het schooldistrict, privé scholen (volledig gefinancierd door ouderlijke bijdrage), ‘charter’ scholen (gefinancierd met belastinggeld, maar niet aangestuurd door de districtsraad; ouders en school sluiten een contract). Sommige leerplichtige kinderen krijgen thuis les (‘home scholing’). De kinderen moeten naar een school in het schooldistrict waarin ze wonen. Vandaar dat de huizenprijs en huren sterk correleren met de kwaliteit van het schooldistrict. Scholen maken onderscheid naar leeftijd, niet naar niveau (‘middenschool idee’). Kinderen gaan met vijf jaar naar de kleuterschool (Kindergarten, afgekort tot K) en doorlopen vervolgens klas 1 tot en met 12. Vandaar dat Amerikanen het basis- en voortgezet onderwijs aanduiden met K-12. Veel staten kennen geen eindexamen.
Californië
Het onderwijs in Californië bungelt wat kwaliteit betreft onderaan in vergelijking met de andere staten. Over de oorzaken is men het niet eens. Vast staat dat er in Californië erg veel kinderen zijn, die niet of slecht de Engelse taal beheersen. In sommige schooldistricten is meer dan 80 procent van de leerlingen Spaanstalig. Een paar jaar geleden is tweetalig onderwijs bij referendum verboden; sommige scholen hebben daar een ontheffing voor aangevraagd. Daarnaast zijn er onvoldoende docenten en niet alle docenten die voor de klas staan hebben de vereiste opleiding. De leerlingen gaan elk jaar over, ook degenen die de stof niet beheersen (‘social promotion‘). Verder is het Californische onderwijssysteem behept met een stroeve bureaucratie.
Californië heeft 6 miljoen scholieren in de leeftijd van 5 tot 17 jaar die naar een publieke school gaan op een bevolking van 34 miljoen (Nederland 2,5 miljoen op de 16). Hoewel de uitgave per leerling per jaar in het basis- en voortgezet onderwijs in Californië ($ 6000) onder het Amerikaanse gemiddelde ligt, is het ruwweg vergelijkbaar met de Nederlandse uitgave (� 8000), wanneer je rekening houdt met koopkrachtpariteit. Het gaat dus niet alleen om het totale geldbedrag, maar vooral ook om de efficiëntie waarmee financiële middelen ingezet worden. Daar schort het blijkbaar in Californië aan. De gouverneur heeft onderwijs tot topprioriteit verheven; hij gaat het bedrag per kind per jaar verhogen naar meer dan $ 7000 en wil een eindexamen instellen voor de middelbare school. Over dat laatste is nogal wat tumult ontstaan, omdat testen aantonen dat meer dan de helft van de leerlingen zou zakken en de staat dure rechtszaken wil vermijden.
Caroline Beijer Freelance Medewerker