Welke richting wandelt de databasemarkt eigenlijk uit? De ene leverancier is zijn databaseserver aan het optimaliseren voor ‘business intelligence’, een trendgevoelige richt zich op ondersteuning van XML, een ouwegetrouwe richt zich nog stug op het volgen van de SQL-standaard, terwijl een vierde zijn databaseserver in een mobiele telefoon probeert te proppen.
Grote revoluties zijn niet aan de gang in de databasemarkt, maar wel veel kleintjes. Het nadeel hiervan is dat de databasemarkt nog heterogener wordt dan ze al was, waardoor het ontwikkelen van overdraagbare applicaties nagenoeg onmogelijk wordt (als dat al niet het geval is).
Tot halverwege de jaren negentig was de databasemarkt homogeen in zijn ontwikkeling: elke leverancier richtte zich op het ondersteunen van de SQL-standaard en het opvoeren van de betrouwbaarheid en schaalbaarheid. Eigenlijk is de databasemarkt qua evolutie altijd homogeen geweest. Aan het begin van de jaren tachtig was dat de omschakeling naar relationele (lees SQL) databaseservers. De tweede helft van de jaren tachtig werd gekenmerkt door een universeel ondersteunen van gedistribueerde databasefaciliteiten. En de komst van client/server aan het begin van de jaren negentig gaf wederom richting aan de immer evoluerende databasemarkt. Vanwege de homogeniteit waren producten goed te vergelijken. Uiteraard bestonden er wel verschillen tussen de implementaties, maar we waren wel appels met appels aan het vergelijken.
Nee, de homogeniteit is nu ver te zoeken. Bijvoorbeeld, leveranciers van producten als Solid, SQL Base en Instant DB proberen hun producten een zo klein mogelijke ‘footprint’ te geven, zodat ze kunnen opereren in kleine apparaten als mobiele telefoons. Hiervoor zijn ze bereid functionaliteit in te leveren.
Software AG, Excelon en X-Hive zijn met iets heel anders bezig. Zij verkopen databaseservers die geoptimaliseerd zijn om XML-documenten te beheren. Technisch gezien kunnen klassieke, op SQL gebaseerde databaseservers ook met XML-documenten omgaan, maar er is dan vaak een vertaalslag noodzakelijk. Deze vertaalslag is nodig om de hiërarchische XML-documenten om te toveren tot platte relationele ‘records’. De genoemde producten kennen deze vertaalslag niet en halen daar als voordeel een performancewinst uit. Maar het effect is dat een applicatie, werkend met een XML-databaseserver, een geheel andere interface ziet dan wanneer een SQL-databaseserver benaderd zou worden. In feite gebruikt een dergelijke applicatie helemaal geen SQL.
De wereld van ‘business intelligence’ staat bekend om zijn zware ‘database-queries’. Om ze alsnog snelheid te geven, hebben diverse leveranciers hun SQL-dialecten uitgebreid met constructies, speciaal gericht op deze wereld. Een nobel streven, alleen jammer dat iedereen wat anders heeft gedaan.
Daarnaast hebben nieuwe bedrijven gedacht dat hier een mogelijkheid lag om een plekje in de databasemarkt te veroveren. Het bieden van mechanismen om die trage ‘queries’ te versnellen, was voor hen de koevoet. Producten als Redbrick (momenteel eigendom van Informix), Timesten en Cenucleus, zijn voorbeelden van geheel nieuw ontwikkelde producten die al vanaf de eerste dag van hun bestaan ontworpen waren voor dit soort queries. Bij Redbrick is dit gerealiseerd door zaken als transactiebeheer niet op te nemen en de ‘optimizer’ te richten op BI-queries. Timesten is een zogenaamde ‘in-memory’ databaseserver. Dit product gaat ervan uit dat een groot deel van de database in het interne geheugen past en alle optimalisatie-algoritmes zijn dan ook daarop gericht. Een product als Cenucleus verkiest weer een andere strategie. Hier worden gegevens niet meer record- maar kolomsgewijs opgeslagen. Daarnaast worden die kolommen sterk geïndexeerd. Alledrie de producten hebben veel te bieden in de wereld van ‘business intelligence’, maar zijn daarbuiten zo goed als nutteloos. Dit maakt een vergelijking moeilijk met bekende producten als DB2, Microsoft SQL Server en Oracle.
Ook in de groep van bekende producten, waartoe laatstgenoemde drie, maar ook Informix en Sybase behoren, is de homogeniteit moeilijk te ontdekken. De een is bezig zijn databaseserver te integreren met een applicatieserver, terwijl de ander object-relationele concepten probeert toe te voegen. En het verhaal gaat door, want ik heb nog niets gezegd over de object-georiënteerde databaseservers als Objectstore, Poet en Versant, en over de multidimensionele databaseservers als Essbase en Express.
De homogeniteit in de databasemarkt is ver te zoeken. Als we zo doorgaan, zijn we binnenkort terug bij af. Dan hebben we een situatie gelijk aan die in de begintijd van de databasemarkt: elk product is uniek. Producten worden geoptimaliseerd voor verschillende applicatiegebieden en hebben unieke applicatie-interfaces. Het omzetten van een applicatie van de ene databaseserver naar de andere is dan een kostbare en tijdrovende activiteit. Vergeet niet, dit is de reden waarom we nog steeds veel implementaties van producten als IMS/DB hebben.
De consument lijkt dit echter niet als probleem te zien. Een houding die in overeenstemming is met de algehele, minimale interesse voor standaarden. Als tien jaar geleden een lezing over de SQL-standaard werd gehouden, kwamen er zeker zo’n tweehonderd deelnemers luisteren, nu zal de zaal gevuld zijn met twee deelnemers en een halve kip. Dus aan deze toenemende heterogeniteit zal op korte termijn niet veel veranderen, maar we zullen er over enkele jaren veel problemen mee krijgen. Zeg dan niet dat ik u niet gewaarschuwd heb!
Rick van der Lans is onafhankelijk adviseur, een internationaal bekend spreker en auteur van diverse boeken. Hij is gespecialiseerd in softwareontwikkeling, datawarehousing en internet.