Applicaties voor het ondersteunen van de gezondheidszorg leveren onvoldoende rendement op. Dit is te wijten aan het feit dat de pakketten te weinig gericht zijn op de dagelijkse praktijk. De kosten voor het invoeren zijn hoog. Omdat deze afgaan van het budget voor ‘handen aan het bed’, geldt voor de applicaties dat ze niet baten, maar wel schaden.
Dit is de belangrijkste conclusie uit het rapport Zorgondersteunende systemen van het Gitz, de gebruikersvereniging informatievoorziening en technologie voor zorgaanbieders. De gebruikersvereniging onderzocht pakketten van acht leveranciers, die 95 procent van de markt van zorgondersteunende pakketten in handen hebben. De Gitz analyseerde niet alleen het ondersteunen van de zorgprocessen, maar ook van het administratieve werk.
De kosten van de implementatie en het beheer van een zorgondersteunend pakket bedragen zevenhonderd tot duizend gulden per patiënt. Dit komt neer op een halve formatieplaats per verzorgende op een afdeling van dertig patiënten. De kosten worden voor slechts 10 tot 25 procent door het pakket veroorzaakt; het grootste deel gaat op aan de benodigde infrastructuur voor de ict. Een mislukte implementatie betekent dat er geen toename van de effectiviteit is. In dit geval gaat het ten koste van de zorg, en is er sprake van schade.
Goede ondersteuning?
De verschillende leveranciers hebben vijf jaar ervaring met het bouwen van zorgondersteunende applicaties voor verpleegtehuizen en instellingen in Nederland. Leveranciers en klanten veronderstellen dat het gebruik van deze software meerwaarde oplevert. In de praktijk blijken echter slechts een paar instellingen deze meerwaarde te behalen. De Gitz stelt dat deze constatering tot twee conclusies kan leiden. ‘Het wordt niks met dit soort pakketten’, of ‘wij zijn er nog niet, maar we zijn wel op de goede weg’.
De onderzoekers geven toe dat ze op sommige onderdelen hebben gefaald. In eerdere onderzoeken slaagden zij erin pakketten te toetsen op een lijst van eisen en wensen. Tijdens dit onderzoek bleek het niet mogelijk de factor ‘goede ondersteuning’ te definiëren. Er blijken grote verschillen te zijn tussen de doelstellingen die instellingen hebben met de aanschaf van dergelijke pakketten. Daarom hebben de onderzoekers per proces een definitie gemaakt van het aspect ondersteuning.
Vicieuze cirkel
Uit het onderzoek blijkt dat enkele pakketten technisch niet voldoen. De onderzoekers stellen dat pakketten pas optimaal gaan functioneren als een groot aantal gebruikers ze langdurig en intensief gebruikt. In het huidige tempo duurt het nog lang voor deze pakketten optimaal functioneren. Deze vicieuze cirkel wordt alleen doorbroken als meer gebruikers met deze pakketten aan de slag gaan.
Het onderzoek leert ook dat er grote verschillen zijn tussen de manier van werken in planning en ondersteuning van de zorg. Per instelling verschilt de manier waarop artsen samenwerken met paramedici en verpleging. Door die grote verscheidenheid slagen pakketbouwers er niet in een standaardpakket te bouwen.
In de praktijk blijken de leveranciers en de instelling andere ideeën te hebben over ondersteuning. Dit leidt ertoe dat het selecteren van een pakket per instelling gebeurt op basis van verschillende criteria.
Er kan ook bewust worden gekozen voor een pakket dat nog niet alle functionaliteit bevat. Instellingen weten dat ze in het begin niet alle mogelijkheden van een pakket gaan gebruiken. Er zijn echter vaak verbanden tussen onderdelen van de pakketten. Als ondersteuning van een bepaald onderdeel ontbreekt, kan dat nadelige gevolgen hebben voor andere onderdelen. Wanneer bijvoorbeeld medicatie en onderzoeksaanvragen niet via het pakket kunnen, is het pakket voor een arts minder bruikbaar.
Stilgelegde implementatie
Het rapport van de Gitz bevat een groot aantal voorbeelden van mislukte projecten. Zo is er het voorbeeld van een instelling die onvoldoende voorbereid een pakket selecteerde en invoerde. Voor een groot deel mislukte dit project doordat werkwijzen en taalgebruik van de betrokken partijen te veel verschillen. Het taalgebruik in het medisch dossier is gericht op artsen en hun vakgenoten. Daardoor is de leesbaarheid voor de verpleegafdeling beperkt, terwijl juist de verplegers dit dossier vaak gebruiken. Op dit punt loopt de implementatie dan ook al snel vast. Na het stilleggen start men een nieuw project waarbij wel rekening wordt gehouden met de ondersteuningsmogelijkheden van het pakket.