Op een conferentie in het Zwitserse Lausanne brak het Internationaal Olympisch Committee (IOC) zich onlangs het hoofd over de toekomst van de uitzendrechten van de Olympische Spelen. De helft van de IOC-leden kan nog geen muis onderscheiden van een rat, maar dat er veel op het spel staat door de komst van het internet hoefde niemand ze uit te leggen.
De afgelopen spelen in Sidney controleerde een Frans bedrijf in opdracht van het IOC maar liefst 25.000 Olympische websites om te voorkomen dat deze videobeelden zouden vertonen. Zelfs de televisiebedrijven die het recht hebben om bewegende beelden van de Spelen uit te zenden, mochten dat niet doen op hun eigen websites, omdat uitzendrechten slechts gelden voor het eigen land of regio. Internet breekt van nature door grenzen en zonder de internet-politie van het IOC hadden websites kunnen concurreren met televisiestations.
Het was een fijne, want soms onbeschaafde conferentie, waar internet-gelovers stevig uithaalden naar de televisiestations en vice versa.
Maar de bijeenkomst in het slaperige Zwitserse plaatsje was ook onverwacht boeiend, omdat miljarden op het spel staan. Aangezien het IOC al over een jaar uitzendrechten zal verkopen voor de Spelen van 2008, werd de toekomst van het internet en televisie aan het meer van Genève plotseling bijzonder acuut. Geen vrijblijvend geleuter – hier moesten in twee dagen spijkers met koppen worden geslagen.
Er waren een paar opmerkelijke statistieken te horen. De Olympische Spelen van Sidney waren bekeken door 3,7 miljard televisiekijkers en door slechts 25 miljoen internet-bezoekers. Van de Amerikaanse internet-surfers had de helft op hetzelfde moment de televisie aanstaan.
Voor adverteerders was dat een alarmerende boodschap, omdat ze dus weinig nieuwe kijkers wierven. Ook voor de televisiestations was het even slikken. Het Amerikaanse NBC had 20 procent van zijn budget in de internetsite gestoken, en won daarmee slechts 2 procent van de kijkers. De tv-advertentie-inkomsten van NBC bedroegen 900 miljoen dollar, die van de Olympische site nauwelijks 20 miljoen dollar.
NBC liet dan ook duidelijk weten dat het alleen kon doorgaan met deze investeringen in de website als adverteerders zouden volgen. Een van de aanwezige hoofdsponsors, Coca-Cola, liet doorschemeren dat het meer zou besteden aan gesponsorde boodschappen in nieuwe media, maar dat het als percentage van het totale budget ver zou achterblijven bij de 20 procent die NBC had uitgetrokken voor nieuwe media.
De vertegenwoordigers van de internetbedrijven stonden op hun achterste benen. Een vertegenwoordiger van BBC Online verweet het IOC dat het verbod op bewegende beelden de Olympische sites vleugellam had gemaakt. Als die beelden wel te zien geweest zouden zijn, zou een veel groter publiek zijn getrokken.
Anderen lieten eveneens weten dat het web niet failliet kan worden verklaard. Onderzoekers van verschillende kanten zeiden dat advertenties op het web nog steeds sterk groeiden. Dit jaar klommen de webreclame-inkomsten met 157 procent, en meer dan de helft van de adverteerders was nieuw op het web. Bovendien zou de aard van de advertenties sterk verschuiven. Binnen enkele jaren zal de traditionele banner worden verdrongen door gesponsorde boodschappen, zoals nu al sportuitslagen die naar mobiele telefoons worden verstuurd, worden betaald door kranten of andere sponsors.
Niettemin liet het IOC er geen twijfel over bestaan naar wie het zijn oor te luisteren zou leggen: de televisiebedrijven. "Zij hebben de huidige Spelen mogelijk gemaakt," zei de voorzitter van de Marketing-commissie Dick Pound.
De televisiebedrijven maakten bovendien een sterke indruk door erop te wijzen dat internet weliswaar steeds beter wordt, en dat het binnen enkele jaren mogelijk is om videobeelden van redelijke kwaliteit te bekijken op websites, maar dat televisie zich eveneens ontwikkelt.
Met digitale televisie is het straks een fluitje van een cent om vijf verschillende televisiekanalen van de Spelen uit te zenden en daarnaast ook nog een of twee kanalen vrij te maken voor dataverkeer, waarmee in feite internet-pagina’s worden verstuurd.
Dat maakt de discussie een stuk helderder. De strijd gaat tussen twee uitzend-platforms, één gebaseerd op hoge kwaliteit en beperkte interactiviteit als het gaat om bewegende beelden (digitale televisie), en een platform voor video-on-demand, maar van betrekkelijk lage kwaliteit (internet).
De vraag is hoelang deze beschrijving stand houdt.
Er zijn talloze specialisten die menen dat de bandbreedte op internet zo snel zal toenemen dat twee of drie simultane video-streams mogelijk zullen zijn op het internet. Dat betekent dat de kinderen boven een jeugdserie kunnen bekijken, terwijl de ouders beneden een show zien, en de video-recorder tegelijkertijd een speelfilm opneemt. Allemaal on-demand, dus niet afhankelijk van een tv-programma.
In deze visie is Digital Subscriber Line (DSL), de supersnelle telefoonkabel, een ‘extra kabel’ die zal concurreren met de tv-kabel, satelliet-tv en draadloze digitale ’terrestrial’ televisie.
Daar staat tegenover dat de tv-kabel straks ook in staat zal zijn ‘video-on-demand’ te leveren, en niet alleen uit de archieven van het kabel-bedrijf, maar gewoon over het publieke internet. Microsofts Personal TV-divisie houdt er rekening mee dat internet-‘video-streams’ straks deel uitmaken van het digitale tv-pakket dat Microsoft ontwikkelt voor televisiebedrijven.
De grens tussen televisie en internet wordt daarmee dus wel bijzonder vaag.
Dat kan maar één ding beteken, namelijk dat de belangrijkste vraag wordt: welke van de verschillende systemen is het meest efficiënt?
Voorlopig zijn internet-‘video-streams’ bijzonder inefficiënt. Iedereen zijn eigen ‘stream’ is nog lang geen realiteit, wat wel bleek toen ik onlangs tevergeefs probeerde in te loggen op Madonna’s concert in Brighton.
Of de infrastructuur ooit goed en goedkoop genoeg zal zijn? Het ziet er voorlopig niet naar uit. Satelliet- en draadloze tv-bedrijven bestuderen momenteel DSL louter als ‘return’-kanaal, waarmee de klant kan ‘uploaden’. Voor de download gok ik op digitale televisie.
Lucas van Grinsven werkt als Europees technologiecorrespondent bij een wereldwijd opererend persbureau in Londen. Spreekt dagelijks met Europese technologieondernemers en financiers.