Het eerste jaar van het nieuwe millennium sluiten veel bedrijven af met de schrik in de benen. Computable kijkt dit nummer langdurig terug. Hoofdredacteur Mark Plekker neemt per 1 januari 2001 afscheid van Computable. Hij blikt terug op bijna tien jaar in de automatiseringsjournalistiek.
Het afgelopen jaar was het jaar van de ontnuchtering. Na de e-euforie staan zowel de IT-industrie als de gebruikers van informatietechnologie weer met beide benen op de grond. Op de beurs ging dit wereldwijd gepaard met een sterke koerscorrectie. In de praktijk van alledag betekent dit dat elke investering in informatietechnologie weer kritisch bekeken wordt.
Toen ik bijna tien jaar geleden mijn entree in de IT-journalistiek maakte stond alles in het teken van client/server-technologie. Met veel marketinggeweld verkondigden ondernemingen dat deze technologie dé ideale omgeving was waar waarbinnen IT efficiënt kon gedijen en applicaties sneller te bouwen, te gebruiken en te onderhouden zouden zijn.
Het was de tijd waarin automatisering, zeker bij de grootste bedrijven, vaak nog in het teken stond van maatwerk en mainframe. Maatwerk had als belangrijkste nadeel dat projecten eindeloos konden voortduren. Een werkende oplossing liet soms jaren op zich wachten, terwijl de rekening wel aan het eind van elke maand betaald moest worden. Client/server-architectuur zou dit allemaal anders maken. En zo geschiedde: IT werd gedecentraliseerd in de organisatie ingezet.
De recessie die begin jaren negentig de IT-leveranciers trof – IBM zat diep in de problemen en wankelde op zijn grondvesten – rekende definitief af met de traditionele mainframe-leveranciers. Wie wilde overleven liet de legacy-systemen los en wedde op het paard dat client/server heette. Zie hier de kern van de problemen waar veel bedrijven in de loop van de jaren negentig mee worstelden. Denk aan Unisys, ICL, en ook Siemens, dat de naam Nixdorff in een klein decennium tijd van de markt haalde.
Convergentie
De technologische evolutie zorgde ervoor dat automatisering en telecommunicatie in elkaars verlengde kwamen te liggen. De liberalisering van de telecommarkt in Europa maakte expansie mogelijk. De convergentie van IT en telecom heeft echter veel langer op zich laten wachten dan tien jaar geleden werd vermoed. De technologie maakt convergentie mogelijk, maar het verschil in bedrijfscultuur tussen de voormalige monopolistische PTT’s en de cowboys uit de IT-wereld zorgt ervoor dat deze samenwerking nog steeds moeizaam verloopt. Opvallend is dat de telecom-bedrijven hier het tempo bepalen, en niet de IT-bedrijven. Een mooi voorbeeld hiervan is de wijze waarop het systeemhuis Debis uiteindelijk in handen is gekomen van Deutsche Telecom. Dat de samensmelting moeilijk verloopt bewijst ook de manier waarop AT&T in de jaren negentig, ondanks de overname van NCR, er niet in slaagde IT en telecom onder één noemer te brengen.
Globalisering zorgde er in diezelfde periode voor dat het zelfscheppend vermogen van de Nederlandse software-industrie danig is afgenomen. Uniface, Raet, Multihouse, Baan, Topcase, BSO-Origin, om er maar een aantal te noemen, gingen stuk voor stuk over in andere (buitenlandse) handen. Het lukte Tulip niet op wereldschaal de bikkelharde strijd om de PC-verkoop te overleven. Getronics slaagde er als een van de weinige Nederlandse bedrijven in het initiatief aan zijn kant te houden en werd wereldspeler door de overname van Wang Olsy.
In tien jaar kwam er in bijna elk huishouden een PC te staan, eerst voor het verwerken van teksten en later voor spelletjes en ander vertier. Internet maakte van de PC het venster op de wereld, waarmee de wereld daadwerkelijk een ‘global village’ werd. Dit wereldwijde dorp is nu in de ban van de ‘nieuwe economie’. Het jaar 2000 prikte genadeloos vele e-handelszeepbellen door. Even leek het erop dat de oude economie had afgedaan. Het komende jaar zal echter laten zien dat new technology iets anders is dan new economy.
De euforie rond internet, IT en telecom is dit jaar afgebrokkeld. In 2001 staan gebruikers en leveranciers van high tech weer met twee benen op de grond – en zo hoort het ook.