De vraag is hoe, en vooral, wie wat dient te reguleren op het gebied van interventies op internet, Stel Wim van Velzen.
Met het oordeel over de Amerikaanse website Yahoo toonde de Franse rechter zeer recentelijk wederom aan hoe inadequaat ons traditionele rechtssysteem is om het Internet te reguleren. Vroeger vlogen alleen vogels van Oost- naar West-Berlijn, maar nu vliegt een ieder via de elektronische snelweg de wereld over. De oude grenzen tussen landen worden hierdoor steeds minder van belang. Toch wil niemand het Internet veranderen in een moderne versie van het wilde westen. Derhalve proberen alle zichzelf respecterende wetgevers en rechters zich nu over de problemen te buigen. De vraag is hoe, en vooral, wie wat dient te reguleren.
In de Yahoo-zaak bemoeit de Franse rechter zich met een Amerikaanse website. Hoewel de redenen voor deze interventie (veiling van nazi-goederen en nazi-propaganda) steun verdienen, heeft de rechterlijke uitspraak mijn instemming niet. Ten eerste kan een rechter in het ene land niet zomaar interveniëren in het juridisch stelsel van een ander land. Ten tweede zijn er technische bezwaren. Via filters zou Yahoo de Franse surfers van de veilingen moeten weghouden. Na onderzoek bleek dat van zo’n 30 procent van de Yahoo-bezoekers de nationaliteit niet kan worden vastgesteld. Aanbieders die wereldwijd opereren, leiden voor logistieke redenen vaak hun Internet-verkeer om via servers in verschillende landen of werelddelen. Hierdoor kan een Franse Internetter misschien wel via een server in Australië of Japan op yahoo.com terechtkomen. In dat geval is hij niet te herkennen als Fransman. Een ander bezwaar van filteren is het volgende. Als bij het woord ‘nazi’ allerlei rode lampen gaan branden, wat gebeurt er dan bij ‘anti-nazi’? Mogelijkerwijs beperkt de Franse rechter met zijn uitspraak ook de toegang tot websites van bijvoorbeeld het Simon Wiesenthal Center. Je kunt een filter niet leren wanneer ‘nazi’ in een goede of slechte context staat. De enige oplossing voor de juridische complicaties van het Internet is internationale samenwerking.
Wederzijdse erkenning
Als Europarlementariër ben ik me zeer bewust van de problemen die ontstaan bij het beantwoorden van de vraag hoe, en wie wat dient te reguleren. De ICT-technologie toont de beperkingen van de huidige regelgeving. Het Internet kan niet op nationaal niveau worden gereguleerd. De EU-landen werken daarom samen om een regelgevend kader voor de informatiesamenleving op te zetten. De eerste stappen zijn al afgerond met de aanneming van richtlijnen over elektronische handtekeningen, privacybescherming en elektronische handel. Het systeem dat zo ontstaat, is gebaseerd op het principe van wederzijdse erkenning van regels. Dat wil zeggen dat indien een ‘internet service provider’ zich houdt aan de regels van het land van herkomst, de andere EU-landen dit zullen respecteren en geen nadere regels zullen stellen. Dit systeem werkt goed, ook al zijn er nog enkele uitzonderingen op dit ‘land van oorsprong’ beginsel; die zo spoedig mogelijk moeten verdwijnen.
In dit verband is de voorgestelde Brusselse Conventie van belang. Dit is een vernieuwde versie van de Brusselse Conventie uit 1968 die voor conflicten omtrent contracten binnen de EU-lidstaten bepaalt welke rechter bevoegd is. Het doel van dit voorstel is de oude Conventie toepasselijk te maken voor ‘e-commerce’. De uitzondering die voor consumentencontracten voorgesteld wordt, is echter zo groot, dat indien dit op dergelijke wijze aangenomen wordt, het voor het midden- en kleinbedrijf vrijwel onmogelijk wordt om een ‘e-business’ op te zetten, aangezien ze in alle lidstaten voor de rechter geroepen zouden kunnen worden. Alle hoop is echter nog niet verloren, omdat over het definitieve voorstel nog onderhandeld wordt tussen het Europees Parlement, de Europese Raad van Ministers en de Europese Commissie.
Land van oorsprong
Het ‘land van oorsprong’ beginsel is de steunpilaar van het EU-beleid. De hierop gebaseerde wetgeving geldt echter alleen binnen de grenzen van de EU-lidstaten. Het Internet daarentegen stopt niet aan de grens. Goed overleg met andere landen, met name de VS en Japan, is daarom cruciaal. In dit verband is het dan ook zeer positief dat de Oeso al overeenkomsten heeft afgesloten over consumentenbescherming en BTW voor elektronische diensten. De onderhandelingen op dat niveau gaan ook gestaag door op andere punten. Net als regels noodzakelijk zijn om het verkeer op onze autosnelwegen in goede banen te leiden, kan ook het Internet niet zonder. De belangrijkste vraag in deze context is wie bepaalt er welke regels gelden. De onzekerheden die zowel consumenten als bedrijven tegenkomen als zij via Internet kopen en verkopen, moeten worden weggenomen.
Gelukkig zijn er positieve ontwikkelingen op dit gebied. Wat betreft de privacybescherming zijn sinds 1 november 2000 in de VS de ‘Safe Harbor Privacy Principles‘ in werking getreden. Dit is afgedwongen door de EU en daardoor zijn de persoonlijke gegevens van Europese burgers nu beter beschermd in de VS dan de gegevens van de Amerikanen zelf. Indien er in de VS ‘geknoeid’ wordt met uw of mijn persoonlijke gegevens, dan kunnen we de betrokken website laten sluiten of blokkeren. Een dergelijk systeem zou ook voor websites in het algemeen moeten gelden. De Fransen, Nederlanders en Italianen, enzovoorts (zowel de overheid als de burgers), zouden een mogelijkheid moeten hebben om hun ongenoegen aan de Amerikaanse autoriteiten te kunnen uiten. Wat die daar vervolgens mee doen, dient gebaseerd te zijn op de Amerikaanse wetgeving, volgens het ‘land van oorsprong’ beginsel. Daarop kan echter via internationale onderhandelingen veel druk worden uitgeoefend. Dit verdient onze aandacht, dat is een veel effectievere methode om op Internet walgelijke ontwikkelingen zoals het veilen van nazi-artikelen tegen te gaan.
Wim Van Velzen Cda-europarlementarier, Ict-woordvoerder