Vergeleken met Microsoft en IBM is Caldera niet extreem belangrijk. Maar als voorbode van wat ons te wachten staat, is de overname van SCO door Caldera van monumentaal belang. Negeer het op eigen risico.
Caldera bestaat uit een groep softwareleveranciers die de volgende generatie Open Source Software (OSS) op de markt brengen. Caldera bevindt zich in het gezelschap van Red Hat, Suse, Corel en dergelijke bedrijven.
Ze leveren allemaal een versie van Linux met applicatiesoftware die meestal is afgeleid van andere OSS-producten. Deze bedrijven verkopen geen Linux, maar een versie waarbij de opbrengsten voortvloeien uit de verpakking, de documentatie en de ondersteuning. Deze producten zijn de enige Linux-varianten die in de zakelijke wereld in overweging genomen worden; ze vormen de barrière tussen de ondernemers in de OSS-wereld en de behoefte aan een goed ondersteund systeem dat geschikt is voor dagelijks gebruik. Deze situatie wordt inmiddels redelijk begrepen; de meeste zakelijke Linux-gebruikers kunnen ondersteuning krijgen als ze dat willen.
In de praktijk zijn al deze systemen gebaseerd op 32-bits Intel-processoren, al is Linux een overdraagbaar systeem. Tegenwoordig is Linux ook thuis op servers met twee processoren zoals Dell, Compaq, IBM en HP ze onder meer leveren.
Meer geavanceerde technieken – ondersteuning voor meer dan twee processoren, 64-bits processoren en clustering – zijn in ontwikkeling en zullen pas over twee tot drie jaar op grote schaal gebruikt worden.
Linux is de ster in de Unix-wereld van vandaag. Toch zijn er nog andere succesvolle producten voor de Intel/PC-industrie, en wel van de Santa Cruz Operation (SCO). SCO begon ooit met een "proprietary" Unix-variant voor de eerste PC’s, Xenix genaamd. Toen de broncode van Unix System V.4 werd vrijgegeven, introduceerde SCO een 32-bits systeem. De laatste versie heet Open Server. Intussen had Novell Unix binnengehaald en daar een vreselijke rommel van gemaakt; de rechten werden overgedaan aan SCO, en Unix-Ware werd het definitieve Unix-product voor Intel-processoren. SCO speelde ook een rol bij het ontwikkelen van een 64-bits versie van Unix, codenaam Monterey, die onder meer werd gesponsord door IBM en Compaq.
Nu NT en Linux zich in het lagere segment van de servermarkt hebben vastgebeten, blijft SCO duurdere versies van Unix met clustering en fouttolerante technologie uitbrengen (met assistentie uit de Tandem-stal van Compaq). Het resultaat, Unix-Ware 7 Non-Stop Clusters, heeft het hoogste marktprofiel van alle op Intel gebaseerde Unix-systemen.
SCO heeft ook een soort webgeoriënteerde applicatieserver ontwikkeld, Tarantella. Toch ging het minder goed met SCO. En dat bij een significante omzet die veel hoger ligt dan de 75 miljoen dollar waarmee de startup Caldera gefinancierd is.
Op het eerste gezicht lijkt het schokkend dat SCO door Caldera overgenomen wordt. Toch is het logisch, vooral gezien het feit dat SCO 28 procent van de aandelen van Caldera bezit.
Met deze deal worden Unix-Ware en alle daarbij behorende ondersteuning en diensten aan Caldera overgedaan. SCO houdt Tarantella en Open-Server, maar Caldera zal Open-Server onderhouden en waar van toepassing ook verkopen. SCO zal op korte termijn waarschijnlijk worden omgedoopt in Tarantella om aan te geven dat de focus op Internet ligt.
Wat schiet Caldera hier mee op? Het belangrijkste is het klantenbestand – met Compaq als grote leverancier van onderliggende hardware – en de wereldwijde organisatie, inclusief het personeel. Omdat bij Linux de omzet per eenheid veel lager ligt dan bij Unix-Ware, neemt Caldera aan dat de meeste opbrengsten uit ondersteuning en dienstverlening zullen komen. Dit is een correcte aanname.
Caldera beschikt nu over een productreeks waar Red Hat en andere leveranciers niet aan kunnen tippen; hetzelfde geldt voor de geografische spreiding, zeer belangrijk om enig aanzien in de zakelijke wereld te krijgen. Naast het eigen Linux-aanbod kan Caldera ook hogere marktsegmenten aanboren met het duurdere Unix-Ware voor klanten die behoefte hebben aan schaalbaarheid, fouttolerantie en dergelijke. Het is duidelijk dat Caldera Unix-Ware geleidelijk uit de markt zal halen als Linux volwassener wordt, maar dat duurt nog jaren.
Caldera wilde SCO’s Open-Server niet hebben, maar ze mogen nu wel continu ondersteuning leveren voor een groot aantal bestaande SCO-klanten. Door het eigendom bij SCO te laten, kan Open-Server langzaam maar zeker verdwijnen. Om migratie te vergemakkelijken, beschikken Open-Server en Unix-Ware over specifieke Linux-compatibiliteit in het besturingssysteem, waarbij zowel de Linux API als de naamgevingsconventies en dergelijke worden ondersteund. Een Linux-applicatie draait in de toekomst ook op Unix-Ware, waardoor weer compatibiliteit met Caldera Linux ontstaat. In het verleden moest SCO bedrijven als Oracle miljoenen dollars betalen om hun producten naar SCO Unix-systemen te laten porten. Nu kunnen ze gewoon de beschikbare Linux-versies gebruiken! Oracle, Domino enzovoort, draaien dus op Caldera en op Unix-Ware.
Vergist u zich niet: dit is een enorme stap voorwaarts voor Linux!
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.