De vier grote onderwijsuitgevers treden voorzichtig toe tot Kennisnet, het onderwijsnetwerk van het ministerie van onderwijs en de grote Nederlandse kabelbedrijven. In de loop van volgend jaar stellen ze via websites lesmateriaal beschikbaar, als aanvulling op hun schoolboeken.
Dit bleek maandag in Rotterdam, bij een vergadering van de vier educatieve uitgeverijen en Kennisnet. Malmberg, Wolters Noordhoff, Nijgh Versluijs en Thieme Meulenhoff gaven aan volgend schooljaar via zeker tweehonderd speciaal ingerichte websites op Kennisnet aanvullend lesmateriaal beschikbaar te stellen.
Overeenstemming over een eenduidige manier voor gebruikers om zich op de sites van de uitgeverijen op Kennisnet aan te melden is een belangrijk onderdeel van de vergadering tussen onderwijsnetwerk-aanbieder Kennisnet en de uitgeverijen. De gebruiker moet zo herkend worden dat het systeem toegang kan verlenen tot alleen die delen waar de gebruiker licenties op heeft afgenomen. Joop van Loon, algemeen directeur van Wolters Noordhoff, gaf aan dat het realiseren van een single logon mogelijkheid voor docenten en leerlingen een centraal onderdeel is van de overeenkomst. De login moet het mogelijk maken om zowel leerlingen als docenten toegang te geven tot de sites die horen bij de gebruikte schoolboeken en leermethoden van de educatieve uitgevers.
Licentie-management
Bij de ondertekening sprak minister Hermans sprak van een doorbraak, na bijna twee jaar van voorbereiding. Met de realisatie van dit licentie-managementsysteem en de aanwezigheid van de vier grote uitgeverijen op Kennisnet is een eerste grote groep content-leveranciers bereid gebleken educatief materiaal op Kennisnet te plaatsen.
Voor de scholen is bij de realisatie een belangrijke rol weggelegd, aangezien zij een rol spelen bij de verstrekking van login-gegevens. Een bijbehorend identificatie- en autorisatie-systeem moet het mogelijk maken om op een voor leerlingen afgesloten deel ook toetsmateriaal aan docenten beschikbaar te stellen. Verder worden garanties ingebouwd dat login-gegevens niet voor onbevoegden beschikbaar komen. Hierover zal men in contact treden met de Registratiekamer.
Van huis
Een belangrijke voorwaarde voor deelname van de uitgeverijen was dat Kennisnet vanaf volgend jaar ook vanaf huis bereikbaar is. De overeenkomst tussen de minister en de vier uitgeverijen werd tevens getekend door Erik Zegwaard, directeur van Nltree (bouwer van Kennisnet). Hiermee commiteerde Nltree zich op verzoek van de uitgevers expliciet namens het consortium van betrokken kabelexploitanten aan de technische realisatie van de overeenkomst.
Van Loon gaf aan dat door de standaard wijze waarop gebruikers toegang krijgen, de onderdelen voor iedereen toegankelijk zijn. Hij noemde het ‘open source’. Het is volgens Van Loon niet de bedoeling dat alleen scholen die aangesloten zijn op Kennisnet toegang hebben tot dit systeem.
Didactische vaardigheden
In het basisonderwijs gebruikt 90 procent van de docenten regelmatig de computer. Eenzelfde percentage acht zich voldoende vertrouwd met ICT. Het zijn cijfers die in schril contrast staan met het voortgezet onderwijs.
In de sector van het voortgezet onderwijs acht nog steeds minder dan 30 procent van de docenten zich in staat de computer in te zetten binnen de les. Bijna 70 procent vindt dat zij nog over te weinig kennis en vaardigheden beschikt om ICT te gebruiken in het eigen onderwijs – een cijfer dat sinds 1992 nauwelijks stijgt.
Overigens zijn leerkrachten en directies uit zowel het basis- als voortgezet onderwijs unaniem in hun opvatting over de wijzigingen die ICT zal teweegbrengen, zoals verdere individualisering, waarbij de docent niet meer de belangrijkste informatiebron zal zijn.
Alfons ten Brummelhuis, onderzoeker aan de Universiteit Twente, die in opdracht van het ministerie van onderwijs het ICT-gebruik volgt, maakte deze gegevens bekend bij de bijeenkomst van uitgevers en Kennisnet in Rotterdam. Het grote struikelblok bij vo-docenten is het ontbreken van didactische vaardigheden en van inzicht in de mogelijkheden van multimedia voor het onderwijs. Het door OCW ingestelde digitale onderwijsrijbewijs (dat overigens geen officiële status heeft) besteedt hier nauwelijks aandacht aan.
Verder ervaren leerkrachten van de basisschool de verouderde apparatuur als belangrijkste struikelblok bij ICT-gebruik. Het VO noemt ook het ontbreken van voldoende bruikbare programmatuur. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat bijna tien jaar ICT-innovatiebeleid wat betreft de deskundigheidsbevordering voor docenten weinig heeft opgeleverd.
Volgens onderzoeker Ten Brummelhuis is het probleem vooral het ontbreken van tijd: "Leren is kennis delen. Dit betekent dat docenten in de gelegenheid moeten worden gesteld ervaringen uit te wisselen, programma’s te bespreken en kennis te nemen van goede voorbeelden." Een docent merkte tijdens de discussie op dat een leraar in Nederland bijna 26 uur per week moet lesgeven, tegen gemiddeld twintig uur in de omringende landen. Pas als de werkdruk van de docent afneemt is er meer ruimte voor scholing.