De diverse leveranciers van Unix-systemen maken zich op voor hernieuwde concurrentie met hun eigen varianten van dit besturingssysteem en de bijbehorende hardware. Dit doen zij door het platform uit te rusten met vernieuwde functionaliteit voor zware toepassingen. Sun Microsystems, Compaq, Hewlett-Packard en IBM komen elk met verbeteringen.
De eerstgenoemde computerproducent onthulde afgelopen dinsdag nieuwe programmatuur voor het koppelen en beheren van Ultrasparc-servers met versie 8 van Unix-variant Solaris. Die software, respectievelijk Sun Cluster 3.0 en Sun Management Center 3.0, moet Solaris tot nieuwe hoogten voortstuwen.
De cluster-software, codenaam Full Moon, was enkele maanden terug al verwacht, maar Sun heeft de testperiode voor het product verlengd tot een jaar. Middels deze software zijn meerdere servers aan elkaar te koppelen tot een groot systeem met een hogere beschikbaarheid en prestatieniveau.
Overbruggen
Bovendien kan Sun zo het gat overbruggen totdat de langverwachte nieuwe Serengeti-servers verschijnen in de eerste helft van volgend jaar. Die machines gebruiken de derde generatie van Suns Ultrasparc-processor en bieden – mede dankzij andere verbeteringen – een nog hoger prestatieniveau.
"Op termijn wordt de clusteringsoftware een standaardonderdeel van ons besturingssysteem Solaris", zegt Aad Dekker, marketingmanager bij Sun Nederland. Hij omschrijft de lancering van de nieuwe software als een stap in de richting van ‘datacenter.com’; de samensmelting van de betrouwbaarheid van traditionele datacenters en de flexibiliteit van moderne dotcom-bedrijven. "En wij zijn de enige leverancier die dit biedt", claimt de marketingman.
Tegengas
De concurrenten van Sun wuiven deze opmerking weg. HP haalt fel uit met de opmerking dat Sun tot op heden krachtige, alleenstaande systemen aanprees omdat diens clusteringsoftware inferieur was. De in september aan het licht gekomen geheugencorruptie in enkele van Suns zware Starfire-servers benadrukt het belang van clusters, aldus HP.
IBM merkt simpelweg op dat het al sinds 1993 clustering biedt voor zijn Unix-systemen. De nieuwe Sun-software kan acht machines verenigen in een cluster. HP reageert dat de bovengrens voor zijn clustering op zestien servers ligt, terwijl IBM zegt tweeëndertig computers te kunnen verenigen. Deze cijfers zijn echter vooral marketing-hulpmiddelen; in de praktijk spelen ook factoren mee als het aantal processors per geclusterde machine en de communicatiesnelheid tussen die computers.
Onder- en bovenkant
Ondertussen maken die concurrenten zich op om hun Unix-varianten en de onderliggende hardware op te peppen. Hewlett-Packard, dat in september dit jaar zijn zware Superdome-server lanceerde, pakt nu de onderkant van zijn Unix-bereik aan. Het bedrijf komt met een uitbreiding van zijn reeks lichtere machines, de L-serie. De nieuwe L-3000 met vier processors is voorzien van functionaliteit afkomstig van HP’s zwaardere Unix-series.
Daaronder bevindt zich de mogelijkheid – zij het relatief beperkt – voor het softwarematig opdelen van de machine in meerdere, onafhankelijk opererende stukken (partities). Voor volgend jaar staat een uitgebreide, software- én hardwarematige, uitvoering daarvan op stapel voor de Superdome-server die is uitgerust met 64 processors.
Concurrent Compaq bouwt juist de bovenkant van zijn bereik uit. Het bedrijf voorziet zijn nieuwste Alpha-systemen, voorheen bekend onder de codenaam Wildfire, van extra’s. Daaronder bevindt zich een programma met garantieregeling voor een systeembeschikbaarheid van 99,999 procent. Verder begint Compaq aan het bieden van servercapaciteit die naar behoefte is ‘in te schakelen’ door de klant.
De eerstgenoemde functionaliteit moet de concurrentiestrijd met HP en Sun doen oplaaien. Die twee leveranciers stortten zich begin vorig jaar op die hoge mate van beschikbaarheid. Daar geven de betrokken bedrijven in toenemende mate een andere draai aan door server, applicaties en netwerk onder de universele noemer ‘dienst’ te schuiven.
Beheer
Ook Sun volgt deze trend. Het heeft weinig zin een server en applicatie draaiend te hebben als het systeem niet bereikbaar is voor de buitenwereld, zoals potentiële klanten op Internet, redeneert marketingmanager Aad Dekkers van Sun. Hier komt de nieuwe beheersoftware van de Unix-leverancier om de hoek kijken. Daarmee is het totaal van – al dan niet geclusterde – machine, besturingssysteem, applicaties en extern gerichte diensten te beheren.
Sun verenigt dit alles onder de codenaam Genesys, waarbij het doel is systeembeheer van krachtige ‘back end’-systemen eenvoudig en tegelijkertijd veelomvattend te maken. Zo is Management Center op zichzelf te gebruiken, maar valt het ook aan te sluiten op andere, bedrijfsbrede beheerprogrammatuur, zoals Openview van serverconcurrent HP en Tivoli van de gelijknamige IBM-dochter.
De grote spelers in de Unix-markt doen al met al hun best vooruitgang te boeken. Niet alleen ten opzichte van oudere systemen, maar met name tegenover de concurrentie. Daarbij wordt deels gekozen voor afwijkende technologieën – ieder met voor- en nadelen voor bepaalde omstandigheden – en deels voor soortgelijke technologieën, zoals clustering.