Bij een digitaal tijdperk horen digitale grondrechten. Onlangs verscheen daarover het rapport van de Commissie-Franken. Daarin worden onderwerpen behandeld als het e-mailgeheim, het recht op privacy, de vrijheid van meningsuiting en de openbaarheid van overheidsinformatie.
Het kabinet heeft in een nota de voorstellen van de Commissie-Franken grotendeels overgenomen. Voor Franken c.s. is dat een groot compliment. Kennelijk is hun werk van een zodanige kwaliteit geweest dat het kabinet snel tot een oordeel kon komen. Dat oordeel is overigens wel voorzichtig van aard. Gegeven de roemruchte voorgeschiedenis van het onderwerp is het kabinet met een nota gekomen en niet direct met een wetsvoorstel dat grondwetswijzigingen behelst.
Voor behoedzaamheid valt ook wel wat te zeggen. Een grondwetswijziging jas je er niet op een achternamiddag doorheen. Gebruik is ook dat beide Kamers (de eerste en de tweede) zo’n wijziging twee keer behandelen. Voor en na de verkiezingen, dus in wisselende samenstelling. Besluiten over het wijzigen van de grondwet kunnen bovendien slechts met tweederde meerderheid worden genomen. De grondwet vormt immers de basis voor de verhouding tussen de staat en haar burgers. Grondrechten moeten daarom zo breed mogelijk gedragen worden.
Grondrechten kunnen ook niet anders zijn dan algemeen geformuleerd. Bovendien zijn ze zelden absoluut in hun uitwerking. Uiteindelijk kunnen er situaties ontstaan waarin het ene grondrecht tegen het andere moet worden afgewogen door de rechter, of reeds eerder in de uitwerking van wetgeving. Denk maar aan het recht op privacy tegenover het opsporen van strafbare feiten door middel van het aftappen van telefoons. Of het recht op vrije meningsuiting tegenover het verbod op discriminatie.
Daar waar de internationale context in het algemeen en Europa in het bijzonder steeds meer invloed krijgen op ons nationale beleid en onze rechtsgang, neemt vanzelf de invloed van een nationale grondwet af. Toch blijft het van belang om ook in Nederland grondrechten vast te leggen. De commissie-Franken heeft geprobeerd om ‘oude’ grondrechten techniek-onafhankelijk te formuleren en er een nieuwe recht (op overheidsinformatie) aan toe te voegen dat past in het digitale tijdperk. Zo is het recht op het briefgeheim veranderd in het recht op vertrouwelijke communicatie waardoor er ook een e-mailgeheim ontstaat. Als grondrecht wel te verstaan, want natuurlijk moet zoiets dan vervolgens in specifieke wetgeving worden uitgewerkt.
Artikel 110 van onze huidige Grondwet verplicht overheden al om burgers actief over haar beleid te informeren. Dat is verder uitgewerkt in de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB), een vorm van openbaarheid die weinig landen ter wereld kennen. De nieuwe voorstellen geven de burger ook een recht op overheidsinformatie. De gedachte daarachter is dat nieuwe technieken nieuwe mogelijkheden scheppen in de relatie overheid/burger. ICT is daarmee tot een verworvenheid geworden die de ouderwetse top-downrelatie van het bestuur met haar burgers kan veranderen in een gelijkwaardige relatie waarin uitwisseling van informatie, argumenten en service de gewoonste zaak van de wereld wordt. De kwaliteit van een democratie wordt op die manier ook versterkt en krijgt een eigentijdse, 21e-eeuwse invulling.
Als het gaat om een nieuw artikel 7 van de Grondwet, mag daar ook wel eens op een wat meer eigentijdse wijze naar worden gekeken. Dit artikel regelt de vrijheid van meningsuiting. In de voorstellen is daaraan toegevoegd dat de overheid regels kan stellen ter bescherming van de pluriformiteit van het nieuwsaanbod voor de publieke omroep in het bijzonder. Dit soort regels zijn van belang voor het voortbestaan van een evenwichtig nieuwsaanbod. Maar je zou nog veel verder kunnen gaan. Het media-issue van de 21e eeuw worden de eigendomsverhoudingen en de wereldwijde concentraties op dit gebied. Daarbij zijn vragen aan de orde als: Mogen kabelaars ook zelf ‘content’ gaan verzorgen, mag je tegelijkertijd eigenaar zijn van kranten, televisiestations en Internetproviders, mogen telecommaatschappijen nieuwssites gaan opzetten of voetbalwedstrijden op een niet-journalistieke wijze gaan verslaan? In een informatiemaatschappij is informatie macht. In een democratie behoort informatievoorziening pluriform te zijn. Als die twee uitgangspunten met elkaar in strijd komen, is het aan de wetgever om daarvoor zogenaamde ‘cross-ownership’-bepalingen in het leven te roepen. Bij de discussie die we gaan voeren over het nieuwe artikel 7, zullen we moeten kijken of we voor dit nieuwe vraagstuk een plek in de grondwet kunnen inruimen.
Marja Wagenaar, lid Tweede Kamer PvdA , behandelt IT bij de overheid. Zij was parlementair redacteur en universitair docent politiek/bestuurlijk management.