Alleen concurrenten zijn mogelijk niet onder de indruk van IBM’s recente aankondigingen. Toch is dit precies de bedreiging die de IT-industrie nodig heeft om de stagnatie stop te zetten en vooruitgang door concurrentie te bewerkstelligen.
Op sommige onderdelen is er duidelijk sprake van concurrentie; neem hardware en systeemprogrammatuur. Voor gewone software is die concurrentie veel minder duidelijk, vooral omdat ‘software’ zo’n divers begrip is. Op het niveau van het besturingssysteem is de situatie volkomen helder, voor middleware redelijk helder, maar op applicatieniveau is hij behoorlijk verwarrend. Zo is DB2 een echte concurrent van Oracle op IBM-platforms, maar draaien Oracle-applicaties alleen op Oracle en niet op DB2. Dit geldt ook voor Internet-subsystemen. Zo is IBM partner van Ariba en i2, die allebei hun bedrijfseigen, beschermde software gebruiken in plaats van de ‘standaard’ IBM Websphere- en MQSeries-protocollen.
Eén van de belangrijkste kenmerken van IBM’s nieuwe producten is de hoge mate van compatibiliteit; middleware en applicaties draaien op het hele scala aan platforms. Gemeenschappelijke middleware stelt gebruikers in staat om op te schalen van Intel/Linux naar NT of Unix (AIX) of OS/400, en tenslotte naar MVS of hoe het tegenwoordig ook heet.
Dat is allemaal heel acceptabel. Toch heeft IBM tegelijkertijd geprobeerd ook nog een ander ernstig probleem aan te pakken: de prijsstelling van software voor grote systemen.
Historisch gezien werd de prijs van mainframe-software altijd bepaald door de omvang van de machine waarop het werd geïnstalleerd. Voor grote applicaties is dit redelijk, maar voor kleinere applicaties levert het problemen op. Stel bijvoorbeeld dat een afdeling van een grote mainframe-gebruiker zijn eigen informatiesysteem wilde draaien. De afdeling bestond uit twintig mensen op een totaal van vijfduizend gebruikers. Het probleem was dan dat die kleine afdeling werd doorbelast op basis van vijfduizend gebruikers. De gevolgen lagen voor de hand: de afdeling ging ergens anders naartoe en kocht bijvoorbeeld een Sun met SAS of iets dergelijks.
De impact van de prijsstelling op basis van capaciteit was dat er slechts weinig nieuwe applicaties voor het mainframe op de markt kwamen, hetgeen IBM op den lange duur veel verlies heeft opgeleverd. Het is opvallend dat dit probleem niet eerder is geïdentificeerd.
Met de nieuwe totaalpolitiek moest IBM ook iets verstandigs met het mainframe doen. Een groot voordeel van een IBM-mainframe boven andere grote systemen is de geavanceerde techniek voor het aanbrengen van logische partities – en deze zijn tegenwoordig allemaal semi-dynamisch. IBM beweert dat de partitionering dynamisch is, maar zelfs bij IBM bestaat partitionering uit het herverdelen van processoren en I/O – geen geheugen. Toch loopt IBM jaren voor op Sun en de anderen. Grote partities worden vooral gebruikt voor het bedienen van duizenden DB2- en CICS-gebruikers; andere partities worden vooral gebruikt voor het ondersteunen van Linux, Oracle en dergelijke. Sommige partities kunnen heel klein zijn, bijvoorbeeld een experimenteel subsysteem om Linux in de organisatie te introduceren. Om het gebruik van zulke software aan te moedigen, moet de prijsstelling gebaseerd zijn op het aantal werkelijke gebruikers, en niet op de omvang van het totale systeem. Dit is een belangrijk onderdeel van de wapenuitrusting die IBM gebruikt om de aanvallen van Sun af te weren.
De nieuwe prijspolitiek wordt Workload Level Pricing genoemd. Het is gebaseerd op de Unix Software Licencing Manager (XSLM). Voor elke partitie kan de operationele manager akkoord gaan met een bepaald tarief voor een bepaald gebruiksniveau; de gebruiker kan dit niveau overschrijden, maar als die overschrijding boven een bepaald gemiddelde komt moet het tarief daarop worden aangepast.
Het idee is dat niet de korte pieken in rekening worden gebracht, maar een redelijk gemiddeld maandelijks verbruik. Omdat partities dynamisch toegewezen kunnen worden, betekent dit dat de operationele staf ook diensten voor kleine groepen gebruikers kan gaan leveren – niet op uurbasis, maar op basis van een redelijk gemiddelde.
Een belangrijke reden om de prijspolitiek aan te passen is dus de introductie van serieuze Linux-applicaties op mainframe-partities. Ik vermoed echter dat ook leveranciers van specialistische software zoals SAS er opgewonden van raken. IBM maakt met deze verandering een betere relatie met een aantal ’third-party’-leveranciers mogelijk.
Toch zijn niet al deze leveranciers blij met de veranderingen. Een aanzienlijk deel van de software-industrie leeft van software die waarde toevoegt aan IBM-mainframes. De meeste van die bedrijven leveren beheer- en performance-tools, plus een aantal middleware-producten. Zo levert Candle monitoring-tools voor CICS en daarnaast ook ondersteuning voor MQSeries. Computer Associates heeft een omvangrijke portefeuille met mainframe-software, hoofdzakelijk verkregen uit acquisities. De meeste van deze producten kennen een teruglopend aantal gebruikers, onder meer doordat IDBMS wordt vervangen door DB2. De introductie van Workload Level Pricing kan een substantieel omzetverlies met zich meebrengen. Ik weet zeker dat niet iedereen gelukkig is met WLP!
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.