Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. En waar fouten worden gemaakt, wordt geruzied over wie moet opdraaien voor de gevolgen ervan. Soms escaleert de ruzie, en dan moet een derde de knoop doorhakken. Vaak is die derde een rechter.
Om meerdere redenen is de rechter in de ICT-branche echter een weinig geziene geschilbeslechter. In de eerste plaats neemt de rechter vaak ruim de tijd. Ook heeft de rechter meestal geen verstand van het onderwerp van de ruzie. Daarom benoemt de rechter nogal eens een deskundige, die dan ook weer de tijd neemt. Maar het belangrijkste bezwaar tegen een gerechtelijke procedure is misschien nog wel dat die openbaar is. En vaak vinden partijen (of in ieder geval één van de partijen), dat het niemand wat aangaat dat er ruzie is.
Maar wat dan? Een voor de hand liggend antwoord is: zorgen dat de ruzie niet escaleert. Dat advies neemt de ICT-branche kennelijk al ter harte, want er wordt verbazingwekkend weinig geprocedeerd over ICT-aangelegenheden, veel minder dan je zou verwachten. Maar soms kom je er onderling gewoonweg niet uit. Gelukkig is er dan alternative dispute resolution of ADR (juristen zijn net IT’ers: iets bestaat pas als er een Engelse term en een afkorting voor is). Het gaat daarbij, de naam zegt het al, om alternatieve manieren van geschilbeslechting. Probleem is dat er tegenwoordig zoveel van die alternatieven zijn, dat je, als je niet oppast, nog ruzie krijgt over hoe een bestaande ruzie moet worden beslecht.
De club die zich in Nederland al sinds jaar en dag met ADR in de ICT-branche bezighoudt, is de Stichting Geschillen Oplossing Automatisering, ook wel aangeduid als de SGOA of de Foundation for the Settlement of Automation Disputes. En ook de SGOA heeft een menukaart vol met mogelijkheden om een automatiseringsgeschil tot een goed einde te brengen. Zo biedt de stichting minitrial, arbitrage, bindend advies en monitoring. Ook bemiddelt de SGOA bij het vinden van deskundigen in een gerechtelijke procedure, maar dat is niet echt ‘alternatief’. Onlangs heeft de stichting gewijzigde reglementen vastgesteld voor onder meer ‘minitrial’ en arbitrage en een nieuw reglement voor de bindend adviesprocedure vastgelegd. Met de vaststelling heeft de SGOA een professionaliseringsslag gemaakt die volgens sommige ICT-juristen ook nodig was. In de ICT-branche zelf geniet de stichting echter al geruime tijd een goede reputatie. In de algemene voorwaarden van de Fenit is al in 1994 opgenomen dat partijen pas naar de ‘gewone’ rechter mogen stappen, nadat de minitrial-procedure van de stichting is gevolgd en niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid.
Dat is ook meteen een goede manier om ruzie over de ruzie te voorkomen: spreek van tevoren, en dus in het contract af, hoe je ruzie gaat maken. Zijn de Fenit-voorwaarden van toepassing, dan gebeurt dat dus ook. Maar ook achteraf, als er al ruzie is, kun je met elkaar afspreken om op een bepaalde manier een geschil uit de wereld te helpen, eventueel zelfs in afwijking van wat daarover in het betwiste contract is vastgelegd. Staat in het contract dat een geschil aan de gewone rechter moet worden voorgelegd, dan zou het verstandig kunnen zijn om toch maar voor een SGOA-procedure te kiezen, bijvoorbeeld als het desbetreffende geschil technisch erg ingewikkeld is. Aan de andere kant, kan de gewone rechter soms de voorkeur verdienen. Ook bij zeer complexe dienstverlening kan het voorkomen dat de opdrachtgever zonder opgaaf van redenen de rekeningen niet betaalt. En dan is een incassoprocedure bij de gewone rechter wellicht een goed alternatief.
Maar als eenmaal besloten is om ‘alternatief’ te gaan, dan moet nog worden gekozen voor een bepaalde vorm en voor een bepaalde geschilbeslechter. De laatste kan de SGOA zijn, maar dat hoeft niet. Wat de vorm betreft, kan worden gekozen uit een scala van mogelijkheden, met als uitersten bemiddeling (ook wel mediation genoemd) en arbitrage. Bemiddeling is eigenlijk een vorm van zelfhulp. De bemiddelaar (of mediator) hakt niet zozeer zelf de knoop door, maar helpt partijen om het vastgelopen gesprek weer vlot te trekken. De bedoeling is dat partijen uiteindelijk zelf tot een oplossing komen. Arbitrage heeft wel iets van een gewone procedure, zij het dat de ‘rechters’ vaak inhoudsdeskundig zijn. Anders dan mediators, hakken arbiters wel zelf de knoop door. Voor alle vormen van alternatieve geschillenbeslechting geldt dat de geschillenbeslechters door de partijen moeten worden betaald. En dat is bij de gewone rechter niet zo. Soms wordt dit nadeel gecompenseerd door de snelheid van de procedure, maar soms ook niet.
Al met al is ruzie maken er niet eenvoudiger op geworden. Denk daarom goed na voordat u ruzie maakt. En doet u dat toch, denk dan goed na over hoe u dat het beste kunt doen.
Joost Linnemann is advocaat bij Kennedy van der Laan in Amsterdam en behartigt de IT-belangen en het elektronisch zakendoen van grote multinationals.