De VS-democratie met haar kiesmannen is ontworpen in een tijd dat men de stem van het volk wantrouwde, en een buffer wilde creëren tegen populistische verrassingen. Het principe van one man, one vote geldt niet voor het machtigste ambt van de VS, misschien wel het machtigste ambt van de wereld.
De wekenlange patstelling in Florida, was zeker overbodig geweest in een directe verkiezing omdat Al Gore de popular vote met enkele honderdduizenden stemmen voorsprong won. Maar ook het invoeren van een uniform kiessysteem en een elektronisch stemsysteem had het stemmen tellen kunnen terugbrengen tot hooguit enkele uren, door het overbodig maken van tijdrovende handmatige en subjectieve hertellingen. Het stemmen door staatsburgers in het buitenland had bijvoorbeeld op ambassades via Internet kunnen plaatsvinden. Het kan niet anders of de wekenlange patstelling voor de eerste presidentsverkiezing in de 21e eeuw gaat op beide fronten veranderingen inluiden in de VS. De meest ontwikkelde Interneteconomie van onze planeet heeft teveel zelfrespect om de wereldspot over het primitieve stemsysteem lang te kunnen verdragen.
Ook in de Europese Unie zijn beide problemen terug te vinden. De verkiezing van onze Eerste Kamer verloopt net zo indirect als bij het districtenstelsel in het Verenigd Koninkrijk, onze vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties, en het eerder genoemde kiesmannenstelsel in de VS. Het grote democratische tekort is dat degene die de meeste stemmen krijgt, niet altijd wint. Ook het tot stand komen van de Europese Commissie en vele andere elementen van onze EU-regering verloopt indirect. Het is onwaarschijnlijk dat de voormalige voorzitter van de Europese Commissie, de kleurloze Luxemburger Santer, ooit op de popular vote van de Europeanen had kunnen rekenen en minister-president van de EU had kunnen worden op eigen kracht. Hoewel in de meeste EU-landen de stembiljetten per land uniform zijn, zou ook hier het invoeren van elektronische stemsystemen – die overigens ook wel eens kunnen haperen – verbeteringen kunnen brengen. Nu worden deze systemen in Nederland steeds verder ingevoerd, ook al blijft een en ander beperkt tot een draconisch elektromechanisch apparaat: een soort ridicule nabootsing van een stembiljet. Veel eleganter is het wanneer een stembiljet op een drukgevoelig lcd-scherm kan worden geprojecteerd, hoewel ik besef dat het voor veel ouderen vreemd is wanneer ze op een computerscherm moeten drukken. Nog beter zou het zijn wanneer er één centraal stemsysteem wordt opgezet – om te beginnen in Nederland – waarvan gemeenten, provincies en centrale overheid gebruik kunnen maken. Dit biedt de mogelijkheid om stemmen via meerdere kanalen te ondersteunen: wil iemand naar het stemlokaal dan staat daar een elektronisch stemsysteem; wil hij liever gebruik maken van de telefoon dan kan dat op dezelfde manier waarop via de Postbank elektronisch een beursorder wordt geplaatst; en als hij via Internet wil stemmen vanaf kantoor, huis of vakantiehotel, dan is er een verkiezingssite. Het ondersteunen van meerdere kanalen leidt altijd tot een hoger bereik dan het benutten van slechts één kanaal. Het resultaat is een hogere opkomst. Een voordeel is verder dat wanneer één van de kanalen onverwacht hapert, er altijd een alternatief voorhanden is. Natuurlijk is de kans op storingen te minimaliseren door het fouttolerant uitvoeren van de stemsystemen.
Om deze flexibiliteit te kunnen bieden is het noodzakelijk dat de identificatie van een stemgerechtigde ook waterdicht plaatsvindt. Hoewel het natuurlijk een illusie is om te denken dat zoiets voor de volle 100 procent mogelijk is, kom je een heel eind door het invoeren van een elektronische oproepkaart of – nog veel beter – van een elektronisch paspoort dat voor veel meer doeleinden te gebruiken is. Zo zou je stemgerechtigden kunnen voorzien van een elektronisch certificaat. Veiliger is natuurlijk het uitdelen van smartcards als persoonlijk identificatie-instrument. Maar met smartcards blijft altijd het kip-en-ei-probleem bestaan dat er ook voldoende smartcard-lezers opgesteld moeten staan. Het is beter om te volstaan met een technisch simpeler alternatief, waarbij de kans op fraude te minimaliseren is door organisatorische maatregelen.
Het democratisch tekort beperkt zich overigens niet alleen tot raden, parlementen en posities van hoogwaardigheidsbekleders. Ook veel organisaties met maatschappelijke verantwoordelijkheden zouden baat hebben bij interactieve democratie. Denk bijvoorbeeld aan Icann, de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers, die recent onbegrijpelijkerwijs besloten heeft tot het uitbreiden van de topdomeinnamen op Internet met bijvoorbeeld .biz en .info. Het had veel beter bij de geest van Internet gepast, wanneer veel meer mensen een stem hadden kunnen uitbrengen. Minimaal had er een peiling plaats kunnen vinden naar de voorkeuren van Internetters voor bepaalde topdomeinnamen. Misschien was er wel uitgekomen dat men ook vrij wil zijn in het kiezen van topdomeinnamen, ook al is het technisch ietsje lastiger om dit te realiseren.
Martijn Hoogeveen, hoogleraar multimedia aan de Open Universiteit en directeur van TakeitNow.com. Reageer via: martijn@takeitnow.nl.