De waarheid is dat IBM zo veel systemen heeft verkocht dat het bedrijf voortdurend nieuwe versies moet uitbrengen om de bestaande klanten tevreden te houden. IBM doet dat door steeds nieuwe versies van hun belangrijkste producten te introduceren: mainframes, AS/400, RS/6000 en Intel Netfinity-machines, zij het onder nieuwe namen.
Op de lange termijn werkt deze aanpak niet, omdat er voor gebruikers eigenlijk geen goede reden is om van het ene IBM-systeem naar het andere te migreren. Toegegeven, sommige klanten zijn uit ‘downsize’-overwegingen overgestapt van mainframes op Unix. De RS/6000 kan dan ook een aantal klanten tevreden houden. Toch is IBM een significant deel van de markt kwijtgeraakt aan HP en Sun, om maar te zwijgen van ‘local area networks’ met PC’s en NT.
Gelukkig voor IBM kan Unix niet tippen aan de functionaliteit van mainframes, die daardoor gelukkig zijn met wat ze hebben. Op dit moment wordt het gedistribueerde model opnieuw geëvalueerd. Aangewakkerd door de ontwikkelingen op Internet-gebied ontstaat er een sterke beweging in de richting van de centrale verwerking. Die beweging is voor een groot deel gebaseerd op grote Unix-machines en kan vooral op het conto van onder andere Sun worden geschreven. Op IBM na heeft iedereen zich echter van het mainframe afgewend. Deze lichtelijk gekrompen markt wordt nu volledig door IBM gedomineerd. Als potentiële concurrent Fujitsu echt met IBM wil concurreren, moet het bedrijf eerst een einde maken aan de chaos die is ontstaan doordat ze diensten en producten van Amdahl, ICL en Siemens leveren. Sommigen denken dat dit niets uitmaakt, omdat de mainframemarkt zal verdwijnen. Anderen, waaronder ikzelf, zijn het hier niet mee eens. Internet schept een behoefte aan steeds zwaardere servers; Microsoft, dat met veel ernstiger bedreigingen kampt in de vorm van Linux, is daarmee uit beeld.
Aan die behoefte kan in principe worden voldaan door steeds zwaardere Unix-machines te installeren, maar naarmate de capaciteitseisen toenemen en meer applicatiediensten worden toegevoegd, zal de desbetreffende omgeving steeds geavanceerder moeten worden.
Deze eis is niet onopgemerkt gebleven. Sun, HP en Compaq zijn alledrie met clustering en partitionering op de markt gekomen. Maar het naakte feit blijft dat IBM-mainframes op dit gebied een enorme voorsprong hebben, die is gebaseerd op vele jaren praktijkervaring met complexe transactieomgevingen. Schaalbaarheid, betrouwbaarheid en partitionering zijn de sterke kanten van IBM-mainframes. Het Internet heeft een nieuwe behoefte aan rekenkracht geschapen en het zou best eens zo kunnen zijn dat Honeywell, Unisys en de anderen het schip te snel verlaten hebben!
De sleutel tot werkelijk Internet-succes is niet alleen een goede architectuur, maar ook een goede softwareoplossing. In het algemeen hebben Sun, HP en dergelijke voor hun middleware altijd op derden vertrouwd, met name op Oracle. Maar de Internet-wereld stevent onherroepelijk af op Enterprise Java Beans, waarbij de applicatieserver van de database gescheiden wordt. Producten van derden zoals WebLogic en Silverstream zijn niet alleen aantrekkelijk voor de Unix-wereld, maar ook voor Linux. Het is onvermijdelijk dat Linux de markt voor kleine en middelgrote servers zal overnemen, zodat de afhankelijkheid van ’third-party’ software een Achilleshiel wordt voor de leverancier.
IBM heeft al enige tijd softwareproducten voor zijn verschillende platforms. Dat zijn op zichzelf bewonderenswaardige producten. Ze zijn echter niet compatibel van systeem tot systeem. Als gevolg hiervan blijven er barrières om van het ene naar het andere IBM-systeem over te stappen. IBM is er nu in geslaagd het leeuwendeel van zijn software op de meeste platforms te implementeren. Eindelijk, zouden cynici zeggen.
Toegegeven, DB2 voor OS/390 is een specifieke mainframe-database die is geoptimaliseerd voor mainframes en daarin verschilt van DB2/UDB. Andere producten zijn echter generiek, zoals Lotus Domino, Websphere en de bijbehorende ontwikkeltools. Merk op dat dit een groot succes is voor het Java-concept. Als IBM producten van het ene naar het andere systeem kan overdragen, dan kunnen andere leveranciers dat ook. Met de nieuwe softwareproducten biedt IBM een volledige upgrademogelijkheid, van Intel-servers tot mainframes.
Er is nog één probleem op te lossen, en dat ligt bij de wortel. IBM is er nooit in geslaagd kleinere organisaties (gebruikers en systeemintegrators) echt goed te bedienen, en dat is een essentiële voorwaarde voor verdere groei. Het is interessant om te zien of IBM’s toewijding aan ‘open source’-software dit probleem kan helpen oplossen. IBM ondersteunt Linux voor alle producten en levert ook een goedkope versie van Websphere.
Effectief heeft IBM zijn softwarehuis op orde. Als gevolg hiervan kan IBM een reeks systemen leveren die aan de upgradebehoefte van bestaande gebruikers voldoet en tegelijkertijd aantrekkingskracht uitoefent op de nieuwe generatie Internet-applicatieaanbieders.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.