Ik verbaas me voortdurend over de hoeveelheid geld die aan IT wordt verspild. Ik hoor alsmaar verhalen over consultants die enorme vergoedingen krijgen voor hun IT-adviezen en daarna dezelfde bedragen in rekening brengen voor het opruimen van de rommel die ze zelf veroorzaakt hebben met hun aanbevelingen! Ik vrees dat ik deze consultants niet kan verwijten dat ze gebruik maken van deze situatie; de schuld ligt bij de gebruikersorganisatie.
Kern van het probleem is dat er in de praktijk weinig tot geen informatiekunde wordt toegepast. IT is alles of niets en wordt gedreven door persoonlijke ambities aan de ene kant en hoop aan de andere kant. Ook de angst om achter te blijven speelt een rol.
De wortel van dit alles is dat er nog geen goede manier is om de werkelijke waarde van IT-uitgaven vast te stellen. Er zijn enkele voorbeelden waarin het rendement van IT boven alle twijfel verheven is. Een geautomatiseerde administratie, orderinvoer en voorraadbeheersing zijn onmisbaar. Het is goed om te investeren in tekstverwerking, spreadsheets en e-mail, maar alleen voor een deel van de werknemers en niet voor iedereen. Er zijn enorme sommen gelds verspild aan het ‘upgraden’ van kantoorautomatiseringssystemen, alleen omdat de nieuwe versies niet compatibel zijn met oudere versies! Dit is natuurlijk het oude principe van verdeel en heers. Mensen in een bedrijf vinden het prachtig om met geavanceerde tools te spelen, en als iemand anders ze wel mag hebben, waarom zij dan niet? Het is verbijsterend dat niemand vraagt om een zakelijke rechtvaardiging voor dergelijke uitgaven. Dat de PC-industrie bedrijven kan overhalen om zoveel geld uit te geven, is een kwestie van massaal adverteren. Er zijn maar weinig bedrijfstakken die zulke enorme bedragen uitgeven aan marketing en het hersenspoelen van gebruikers. Laatst las ik een artikel in het ‘Fortune’ waarin werd geklaagd over de vijandigheid van PC-software. Een goede trend, maar waar blijft de rest van de pers?
Het is duidelijk dat massaal adverteren een slechte invloed heeft gehad op het nemen van beslissingen in bedrijven, maar slechte investeringen blijven niet beperkt tot PC’s. Zo hebben veel bedrijven een lemming-achtige sprong naar erp-pakketten gemaakt. Ook in dat segment is zonder twijfel goede marketing bedreven, met name door SAP, maar we hebben het hier wel over enorme centrale investeringen waarbij de klant wordt vertegenwoordigd door een professionele IT-staf of door dure consultants. En toch ontstaat het besef dat erp geen panacee voor integratie is. Erp-systemen hebben veel van de tekortkomingen die de oudere systemen ook hadden. In werkelijkheid geloof ik dat de nieuwe erp-systemen in potentie beter zijn dan de mix van oudere systemen die zij vervangen, maar de voorlopige conclusie is dat enorme kosten hebben geleid tot marginale verbeteringen.
Tegenwoordig verschijnt er serieuze literatuur waarin grote IT-investeringen worden vergeleken met de vooruitgang in het algemeen. Keith Devlin wijst erop dat voor 1965 (en dus voor de opkomst van grootschalige IT) de productiviteit in de Verenigde Staten jaarlijks met 2 procent groeide. Na 1965 is de productiviteitsgroei altijd onder de 2 procent gebleven. Dit is wellicht ook veroorzaakt door andere factoren, maar het zet een mens wel aan het denken.
Het rechtvaardigen van investeringen is vrijwel onmogelijk voor kantoorsystemen en zeer moeilijk voor commerciële systemen. En dan worstelen we nu weer met ‘informatiesystemen’.
Geheel in overeenstemming met het principe van ‘duwen en hopen’ in de IT-industrie zijn er de laatste jaren ook gigantische bedragen besteed aan het werken met gegevenspakhuizen (‘datawarehousing’). Veel bedrijven zijn bang geworden van het succes van een aantal projecten die veel publiciteit hebben opgeleverd, met name WalMart, en zijn vervolgens tot actie overgegaan. Daarbij hebben zich nogal wat rampen voorgedaan. Het werken met gegevenspakhuizen is ingewikkeld en vereist een volledige samenwerking tussen managers en technische specialisten. Dit legt een ander probleem bloot: de relatie tussen techneuten en managers is gespannen en samenwerking is vaak heel moeilijk. In elk geval is een gegevenspakhuis alleen maar een hulpmiddel om een informatiesysteem te voeden, en het gebrek aan ‘informatievaardigheden’ is daarbij een groot probleem.
Het is waarschijnlijk vooral het belang van informatiesystemen dat een ommekeer inluidt voor de IT-industrie. Om het gebruik van een informatiesysteem te kunnen evalueren, moet de impact op de hele organisatie en de markten waarin deze organisatie opereert, te doorgronden zijn. En zo ziet het er naar uit dat de academische wereld zich bewust wordt van ‘informatiewetenschappen’! Deze ontwikkeling moet leiden tot formele methoden voor het evalueren van de gevoeligheid voor investeringen. Tot die tijd blijft de IT een wereld waarin we hooguit denken dat iets nodig is, maar het nooit zeker zullen weten. Leuk, maar zeer inefficiënt.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.