Na de computerrecords in de VS heeft ook het rekencentrum van de Universiteit van Amsterdam er een krachtpatser van formaat bij.
Volgende week neemt de universiteit de SGI Origin 3800 in gebruik, een supercomputer voor wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door Nederlandse universiteiten. Zo kunnen onderzoekers van de Erasmus Universiteit in Rotterdam met SGI straks berekenen hoe lang het duurt voordat iemand met een kunstheup last krijgt van botslijtage. Of brengt een wetenschapper aan de Universiteit Utrecht binnenkort het elektrische circuit van de hartslag in kaart.
Het rekenmonster is achttien meter lang, verbruikt 150 kilowatt per uur en heeft 36 miljoen gulden gekost. Het in Zwitserland en de VS gebouwde apparaat wordt niet alleen ingezet voor medisch onderzoek, maar ook voor studies naar het heelal. Maar alle rekenkracht ten spijt zal het voor directeur Aerts van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en medebeheerder van Europa’s grootste supercomputer nog wel tientallen jaren duren voordat de wetenschappers kunnen vaststellen hoe het heelal is ontstaan.
Over die technische ‘onvolkomenheid’ van de SGI Origin schaamt de universiteit zich echter allesbehalve: ze hebben uitgerekend dat deze computer in een seconde het werk doet waarvoor een wetenschapper met een gewone rekenmachine 44.000 arbeidsjaren nodig zou hebben.