Nog niet zo heel lang geleden werden de pleidooien voor meer vrouwen in het bedrijfsleven bijna altijd gehouden door vrouwen. Vanuit een achterstandspositie legden zij uit dat wij ook mee wilden doen, dat ze zeker niet slechter zouden functioneren dan mannen, en dat er wel erg veel hinderpalen voor vrouwen waren om voluit toe te treden tot de arbeidsmarkt.
Voortrekkers investeerden energie en emotie in het emancipatiegevecht.
Hun geluiden zijn niet onopgemerkt gebleven, en we zien in Nederland de laatste jaren heel veel maatregelen die het inderdaad gemakkelijker maken om de beide seksen in organisaties aanwezig te hebben.
Inmiddels lijkt het wel of we van de ‘push’ nu naar de ‘pull’ over zijn gegaan.
Er wordt veel geschreven en gezegd door bestuurders over de noodzaak om meer vrouwen op de arbeidsmarkt te krijgen. Met Allerd Stikker en Cees van de Hoeven als vaandeldragers. Daar hadden de pioniers van de vrouwenbeweging toch niet van durven dromen!
Twee argumenten domineren de discussie. Ten eerste de algemene schaarste aan goed opgeleide mensen. Onze economie krijgt problemen als de arbeidsparticipatie niet toeneemt. Natuurlijk wordt er dan gekeken naar vergeten talent, en dan ligt het al snel voor de hand om vrouwen aan te trekken. Ineens komen er dus meer deeltijdvarianten, kinderopvangregelingen en kunnen mannen ook met ouderschapsverlof. Minder uit ideële overwegingen dan wel uit praktische en economische. Prima. De markt doet zijn werk.
De tweede set argumenten is van heel andere aard. Die gaat over de noodzaak van andere competenties op de werkvloer en daarboven. Dan gaat het over kunnen en willen samenwerken, kennis delen, netwerkgedrag, enzovoort. Nu organisaties meer kenmerken van netwerken aan gaan nemen is ander gedrag gewenst. En dan horen we dezer dagen vaak dat vrouwen gemiddeld wat meer geoefend hebben op dit type competenties, en dat ze die ervaring dan ook maar snel moeten komen inbrengen, opdat organisaties de cultuurverandering dan des te sneller door kunnen maken.
Kort door de bocht: wij moeten de jongens komen meehelpen om wat af te kicken van het klassieke machogedrag. Was eerst concurreren het toverwoord, nu is samenwerken erbij gekomen.
Tja, wat moeten we daar nu mee?
Ik herken de roep om andere competenties. Er is inderdaad wel iets aan het schuiven. De zachte factoren blijken ineens belangrijk te worden. Het leuke is dat ze dus eigenlijk hard blijken te zijn: belangrijke factoren die het succes van organisaties bepalen. Het zal allemaal wel te maken hebben met het steeds verder opschuiven vanuit het industriële naar de dienstverlening, en daarmee ook naar de kenniseconomie. Mensen worden steeds belangrijker dan machines en kapitaal, en die verandering vereist andere kerncompetenties bij leiders. De meest succesvolle bedrijven (Fortune/Hay) blijken beter te zijn in de ‘human factor’. En een veel aangehangen hypothese wil dat dat vrouwen minder moeite kost dan mannen. En ook al zou die aanname niet kloppen, dan nog is het een ervaringsgegeven dat een vrouw in het team ook het gedrag van de mannen beïnvloedt. Soms negatief – als het libido ook aan tafel blijkt te zitten. Wat wel eens leidt tot hanengedrag. Maar de positieve invloed overheerst. De chemie is bij diversiteit gewoon rijker.
Vandaar die roep aan de dames om nu maar snel aan de bestuurstafels aan te komen schuiven, en niet alleen meer voor ‘human resource management’, marketing of PR.
Ik zal de laatste zijn om niet blij te zijn met die ontwikkeling.
Toch valt er nog wel een vloerkleedje uit te trekken onder dat standbeeld voor de ideale vrouwelijke ‘chief executive officer’.
Een praktisch argument. De vrouwen die nu al zover zijn dat ze voor de ‘ceo’-plekken in aanmerking komen, hebben hun ervaring opgedaan in een mannencultuur. Ze zijn opgeklommen� omdat ze daar goed mee om konden gaan. Misschien zijn dat dus wel de vrouwen die nog het meest lijken op de dominante mannen? Tussen vrouwen onderling zijn immers net zoveel verschillen als tussen mannen en vrouwen als ‘soort’. Ook voor ons bepaalt de omgeving in sterke mate hoe we ons ontwikkelen.
Nog even en we zijn opnieuw ‘excuus Truus’. Maar nu worden we binnengehaald om alles even te komen veranderen� Het lijkt me dat we daar maar niet in moesten stinken.
Want er is nog ander, ‘goed’ nieuws.
Mannen kunnen het zelf ook. Zij beschikken ook over die zachtere competenties. Zij hebben er misschien ietsje minder op geoefend, en zijn minder beloond voor het gebruik ervan. Toch moet er onder het eelt van de ziel nog wel wat zachts zitten dat best weer tevoorschijn gepeuterd kan worden. Mits je het wilt. Zelf veranderen is natuurlijk lastiger dan de samenwerkingscompetenties inkopen en taken delegeren. Maar het evolueren van organisatieculturen gaat wel een stukje sneller als de heren zelf ook hun best gaan doen en niet gaan zitten wachten op de oprukkende topvrouwen.
Trude Maas is werkzaam bij Hay Nederland en daar verantwoordelijk voor de sector ICT-dienstverlening. Ze is commissaris bij ABN/Amro en voormalig senator voor de PvdA.