Bij een internet-conferentie van zakenbank Robertson Stephens hier in Londen vielen me onlangs de schellen van de ogen. Van de ruim vijfhonderd aanwezigen was iedereen gekleed in een stemmig donkerblauw pak of een donkergrijs deux pièce.
Tot voor kort had de zakenwereld zich aangepast aan de webondernemers. In de City kleedden de technologiebankiers zich begin dit jaar nog in corduroy broeken en overhemden met openstaande kragen. En zolang de koersen omhoog vlogen kon je als bankier in je onderbroek op kantoor komen en toch je bonus opstrijken. Ik vond dat wel sympathiek, het tekende wie het voor het zeggen had, namelijk de internet-entrepreneur. Het gaf de internetsector iets rebels. Nu het tegenzit, en het geld weer schaarser is dan de ideeën, zijn de rollen kennelijk omgedraaid. De ondernemer past zich als vanouds aan zijn geldschieter aan, de bank.
Het is natuurlijk slechts een cosmetische verandering, maar in de City tellen dat soort signalen zwaar – alles is hier gericht op presentatie en netwerken. In feite is het de bevestiging van wat we eigenlijk al lang wisten: het internet is volwassen geworden. De meeste internetondernemers zijn net zo inwisselbaar geworden als de carrièremanagers van Unilever of Shell. Regionale verschillen zijn er bijna niet. De webondernemers die ik hier tegenkom zien er misschien wat frivoler uit dan de kaaskoppen uit Nederland, maar ze zijn onveranderlijk wit of bijna wit, met een degelijke opleiding die hen eigenlijk ‘over’-kwalificeert om online groenteboer of tuinkweker te worden.
En het zijn mannen.
In de afgelopen jaren heb ik precies één keer een vrouw als oprichter, annex ‘chief executive’ van een webbedrijf ontmoet. Niet toevallig was dat in Londen dat in een aantal opzichten sowieso voorop loopt in Europa – de stad was al vergeven van ‘puntcom’-advertenties voordat World Online – God hebbe haar ziel – de spits afbeet.
Die bewuste dame was het brein achter Whatsonwhen, een site voor de verwende twintiger/dertiger die alles al gedaan heeft. Het was een leuk idee, maar natuurlijk was het managementteam aangevuld met hanige ex-bankiers die al snel het hoogste woord voerden.
Wat opmerkelijk was, is dat ondanks hun met MBA-diploma’s gecertificeerde slimheid de basisvragen niet werden beantwoord. Verblind door kansen en hebzucht kon het management van Whatsonwhen bijvoorbeeld niet uitleggen of ze een website waren voor ‘business-to-business’ of ‘business-to-consumer’. "Allebei. We zien wel waar het op uitdraait," was zo’n beetje het antwoord. Het zal ongetwijfeld voor zoete koek geslikt zijn door de financiers. De mantra luidt namelijk dat een webondernemer flexibel moet zijn. Menig business-plan wordt iedere drie maanden gewijzigd.
In plaats van slordig, heet dat adaptief, en heel wat webbedrijven zijn reuze adaptief. Het euvel is dat het in de meeste gevallen om ideeën gaat die al in de echte wereld bestaan. In het beste geval benutten deze websites de unieke mogelijkheden van het internet, zodat ze interactieve prijzen bieden. Maar het blijven toch vooral marketingsites, een oud idee in een nieuw jasje. Geen reden om hoog van de toren te blazen, en nu de waarderingen zijn gekelderd zingen ze dan ook een toontje lager. De situatie is bij veel sites zelfs zo nijpend dat een ‘venture capitalist’ verklapte dat "alles te koop is tegen uitverkoopprijzen. Alles!" Een andere manier om te zeggen: bestaande investeerders hebben geen cent meer over voor hun belangen.
Nog steeds is er waanzinnig veel geld, maar liever investeren rijke particulieren en banken in nieuwe beloften. Dat heeft iets stuitends. Het is gemakkelijk om geld te stoppen in een bedrijf als het meer waard wordt, maar als het niet in waarde stijgt, komt het aan op kennis, inzicht en moed. Ondanks het feit dat iedereen om het hardst roept dat dit koopjestijd is, gaan de meeste sites gewoon kapot wegens geldgebrek. Ze zijn nog wel wat waard, maar van die waarde kunnen ze de salarissen niet betalen. Het feit dat derde en vierde financieringsronden op dit moment mislukken, suggereert dat de geldschieters eigenlijk geen verstand van zaken hebben. Ze hebben in het verleden geld gestopt in ideeën die ze nu niet meer goed genoeg vinden. Dat kan maar één ding betekenen, namelijk dat de ideeën indertijd ook niet deugden.
Het treurigste is dat de webondernemingen, en vooral hun werknemers, meer lijden dan de bankiers. Het aantal ontslagen bij webbedrijven klom afgelopen maand naar ruim vijfduizend, maar de investeerders wachten rustig af tot de markt misschien aantrekt. Met portefeuilles waarop ze al tientallen of zelfs honderden miljoenen guldens hebben verdiend, kunnen ze zich veroorloven even te wachten met het van de hand doen van resterende belangen. Mocht de markt niet herstellen, en daar ziet het naar uit, dan schrijven ze de verliezen af tegen de fraaie winsten van het afgelopen jaar. In de tussentijd gaan ze natuurlijk niet investeren in twijfelgevallen.
Jammer is wel dat de redelijke ideeën het nu ook niet redden, meegesleept in dezelfde onredelijkheid die de koersen indertijd omhoog joeg. En de geldschieters, dezelfden die een half jaar geleden nog riepen dat ze ‘partners’ waren van de ondernemers? Die roepen nu doodleuk dat ze net zo lief beleggen in obligaties als daar meer rendement valt te maken. Ondernemers die actief zijn in optische netwerken zijn gewaarschuwd.
Want de financiers denken dat dát de komende periode een echt gekkenhuis wordt.
Lucas van Grinsven werkt als Europees technologiecorrespondent bij een wereldwijd opererend persbureau in Londen. Spreekt dagelijks met Europese technologieondernemers en financiers.