Het kabinet vindt dat reclame via e-mail onder bepaalde voorwaarden mogelijk moet zijn, maar stimuleert op dat terrein wél zelfregulering door de sector.
Dat blijkt uit de antwoorden van minister Jorritsma van Economische Zaken op schriftelijke vragen van D66-kamerlid Bakker. Jorritsma gaf de antwoorden mede namens minister van Boxtel van Grote Steden- en Integratiebeleid en staatssecretaris de Vries van Verkeer en Waterstaat.
Aanleiding van Bakkers vragen was de Code Verspreiding Ongevraagde Reclame via e-mail (VORe-mail) die in september door de DMSA (Nederlandse Associatie voor Direct Marketing, Distance Selling en Sales Promotion) is aangenomen. Die code bevat onder andere regels over het raadplegen van een antwoordnummerbestand waarin ‘bezwaarden’ zich hebben laten registreren. Op de naleving van de Code wordt toegezien door de Stichting Reclame Code.
Volgens Jorritsma maakt de regeringsnota ‘Wetgeving voor de elektronische snelweg’ duidelijk dat het kabinet in dezen een liberaal beleid voorstaat, waarin zoveel mogelijk ruimte wordt gegeven aan zelfregulering. "In het algemeen kan worden gesteld dat commerciële reclame een stuwende rol speelt bij de ontwikkeling van het Internet", stelt de minister. "De mogelijkheden hiervoor moeten in principe niet beperkt worden."
Wel is de regering gebonden aan de Europese wetgeving op dit gebied. Brussel staat reclame via e-mail toe, mits de consument daartegen geen bezwaar heeft aangetekend. Dat zogeheten ‘opt-out’-stelsel staat echter wel ter discussie. Er ligt een voorstel om de huidige EU-richtlijn, bekend als de ’telecom-privacyrichtlijn’, te vernieuwen. Daardoor zou reclame via e-mail niet worden verboden, maar wél worden gebonden aan een ‘opt-in’-stelsel. Dat betekent dat de consument vooraf toestemming moet geven om te worden ‘bestookt’ met e-mailreclame. Als Brussel daartoe besluit, zal ook Nederland daaraan gebonden zijn.