Zhores Alferov promoveerde in 1961 aan het Ulyanov elektrotechnisch instituut in het toemalige Leningrad met een dissertatie over de eigenschappen van heterogene verbindingen in halfgeleiders.
Hij is afkomstig uit Vitebsk, een stad die voor de omwenteling nog tot de Sovjet-Unie behoorde en nu onder Wit Rusland valt. Ook het instituut, waar hij na zijn onderzoek een aanstelling bij kreeg, kende een naamswisseling en is sinds de jaren negentig omgedoopt tot het A.F. Ioffe instituut dat deel uitmaakt van de in de 18e eeuw door Peter de Grote opgerichte Russische Academie.
Het merendeel van het met de Nobelprijs bekroonde werk voerde hij eind jaren zestig begin jaren zeventig uit. Hij experimenteerde in die tijd met gelaagde halfgeleiderkristallen met duidelijke grenzen tussen de lagen, zogenaamde heterostructuurhalfgeleiders. Zijn onderzoek heeft geleid tot verbeteringen op het gebied van laser-toepassingen.
Gedeeld
Hij deelt de helft van de prijs met de Amerikaanse wetenschapper Kroemer die aan de andere kant van het IJzeren Gordijn gelijksoortig onderzoek verrichtte. Alferovs onderzoek wordt nu samen met Kroemers bevindingen gebruikt in glasvezelkabels, zonnepanelen en cd-spelers, waarmee de twee het fundament legden voor de verandering van een industriële in een informatiemaatschappij.
In 1967 kreeg Alferov de leiding over het laboratorium het A.F. Ioffe instituut, waaraan hij sinds 1987 als directeur aan is verbonden. Daarnaast is Alferov momenteel volksvertegenwoordiger in de Doema voor de partij "Rusland is ons thuis", een verzameling van oud-communisten. Hij is de eerste Rus na Mikhael Gorbatsjov die de Nobelprijs ontvangt en beschouwt de prijs als een laat eerbetoon aan de Sovjet-wetenschap. "Het is een symbool van internationale erkenning van de bijdragen van de Russische wetenschap in de Sovjet-tijd."
Alferov was in 1970 de eerste die een continu werkende laser wist te fabriceren gebaseerd op halfgeleidermateriaal met een gelaagde zoutkristallenstructuur, de zogenaamde heterostructuur. De Amerikanen kwamen een maand later met een zelfde soort laser.
Nieuw onderzoek
Alferov zei een groot gedeelte van de prijs te gebruiken om de wetenschap in het huidige Rusland te ondersteunen, dat er slecht voorstaat sinds de val van het communisme in 1991. "In ons land is het moeilijk voor wetenschappers, omdat er geen budget is voor onderzoek. Men gaat ervan uit dat kapitalisten en bankiers geld geven aan de wetenschap, maar dat zullen ze nooit doen." Het huidige budget voor wetenschappelijk onderzoek is een fractie van het geld dat in 1990 opzij werd gezet voor onderzoek.
Een groot gedeelte van het onderzoeksbudget komt nu uit buitenlandse beurzen en contracten voor internationale samenwerking. De overheid levert nog maar een heel klein gedeelte van het onderzoeksgeld en kost onderzoeksinstituten eigenlijk alleen maar geld, omdat deze instituten 43 procent van hun inkomsten moeten afdragen aan de belasting, terwijl dat in 1990 nog maar 3,5 procent was. In een interview zegt hij ondanks de moeilijkheden optimistisch te blijven over de mogelijkheden van de Russische wetenschap: "We zeggen hier vaak dat Rusland een land van optimisten is, omdat alle pessimisten vertrokken zijn."