De Nederlandse beursfondsen genoteerd aan de Amsterdamse effectenbeurs behaalden in de eerste helft 2000 70 procent meer winst dan in dezelfde periode vorig jaar.
Het gezamenlijk nettoresultaat is uitgekomen op ruim 22,6 miljard euro (bijna 50 miljard gulden). Vooral in de industrie en bij de financiële instellingen zijn hoge winsten behaald. De ondernemingen in de dienstverlening en de (tele)communicatie hebben het minder goed gedaan, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In de eerste helft van 2000 is de winst in de industrie met 124 procent gestegen tot 12,9 miljard euro (28 miljard gulden). Aan deze goede resultaten is vooral bijgedragen door de machine- en elektronica-industrie en de chemie. Hogere bedrijfsresultaten en belangrijke incidentele baten, zoals de sterk gestegen olieprijzen, zijn hier bepalend.
Tot en met 1998 was het aandeel in de winst van de banken en verzekeringsmaatschappijen niet hoger dan 30 procent. In 1999 steeg dit aandeel sterk tot 40 procent. Ook in het eerste halfjaar van 2000 is het aandeel van de winsten van de financiële instellingen met 39 procent op dit hoge niveau gebleven. Het nettoresultaat is bij de financiële instellingen in de eerste helft van 2000 met 48 procent gestegen tot 8,9 miljard euro (19,6 miljard gulden).
De beursgenoteerde telecombedrijven hebben in het eerste halfjaar een groot verlies geleden. De winst is sterk gedaald van 232 miljoen euro (511 miljoen gulden) in de eerste helft van 1999 tot een verlies van 942 miljoen euro (2 miljard gulden) in 2000. Het nettoresultaat bij de IT-bedrijven is met ruim 6 procent gedaald. Vier van de zestien fondsen hebben het eerste half jaar met verlies afgesloten.
Het onderzoek omvat 152 gepubliceerde halfjaarberichten van Nederlandse ondernemingen, waarvan de aandelen zijn opgenomen in de officiële notering van Amsterdamse Effectenbeurs.