Het verplaatsen van softwareproductie naar lage-lonenlanden, vormt geen bedreiging voor werkgelegenheid in de Nederlandse IT-industrie. Dit zegt Paul Tjia, consultant bij GPI Consultancy in Rotterdam. Het tekort aan IT’ers wordt lange na niet tenietgedaan door het verplaatsen van werk naar het buitenland.
Afgelopen zaterdag sprak Tjia op een FNV-congres: "Arbeidsmarkt zonder grenzen. Droom of nachtmerrie?" Twee decennia geleden was het exporteren van werk een heet hangijzer. Bedrijven zoals KLM kregen het aan de stok met vakbonden en regering als ze een deel van hun werk overhevelden naar een lage-lonenland. Nu is dat anders: "De IT-branche verplaatst werk waar hier niemand voor te vinden is. Daarmee verlies je geen werkgelegenheid."
Steeds meer bedrijven gaan ertoe over een deel van de productie over te hevelen, zegt Tjia, die hier in december een studiedag over organiseert. Schaarste aan Nederlandse ontwikkelaars en lagere loon- en productiekosten zijn de twee belangrijkste drijfveren voor offshore development. Zo’n tweehonderdvijftig Nederlandse IT-bedrijven hebben er ervaringen mee en Tjia ziet de belangstelling snel stijgen. Niet alleen de grote bedrijven tonen interesse; steeds kleinere IT-bedrijfjes proberen hun productie te exporteren.
Westers zakendoen
De adviseur ziet mogelijkheden voor de IT-branche in lage-lonenlanden in drie regio’s: Oost-Europa, Oost-Azië en het Midden-Oosten. Niet alle landen slagen erin werk in het westen los te peuteren. Roemenië en Bulgarije proberen al tien jaar opdrachten te verwerven; volgens Tjia slagen ze er maar niet in om zich de westerse manier van zakendoen eigen te maken.
De situatie in India is volgens de consultant tegenovergesteld. "Indiërs hebben dat, na 25 jaar, heel goed onder de knie." De Indiase IT-industrie voerde sleepten in1998 zo’n 3,6 miljard gulden aan opdrachten binnen; iets meer dan de omzet in de Nederlandse IT-branche in hetzelfde jaar. De Indiase IT-organisatie wil de export laten stijgen naar 50 miljard gulden in 2008. Indiase IT-ontwikkelaars zijn daarom "een beetje verwend. Een start-up uit Nederland slaan ze over. Grotere bedrijven staan in de rij." Alternatieven zijn Bangladesh, Sri Lanka, Nepal, Vietnam en China.
In het Midden-Oosten zijn het voornamelijk Egypte en Palestina waar goed IT-producten vervaardigd kunnen worden.
Ondergelopen
Tjia’s voornaamste taak is het voorkomen van miscommunicatie tussen opdrachtgever en ontwikkelaar. Niet alleen het gebrekkige Engels van beide partijen is hier debet aan; ook communicatie via alleen e-mail blijkt onvoldoende. "Een voorwaarde is dat de partijen elkaar bezoeken. Doe je dat niet, krijg je gegarandeerd problemen." Vooral onbegrip over de lokale situatie zorgt voor irritatie. Een voorbeeld: Indiase partners zeggen een reeds lang afgesproken teleconferentie af. Het regent en medewerkers willen eerder naar huis, schrijven ze in een e-mail. In Nederland reageert men zwaar geïrriteerd. "Hier snapten ze niet dat door de moesson half Bombay was ondergelopen. Die mensen wilden weten of hun huis nog stond."
Een andere voorwaarde is dat het Nederlandse IT-bedrijf ideeën, vragen en problemen documenteert. Bij veel jonge bedrijfjes, zegt hij, zit de kennis alleen in het hoofd van de medewerkers. Zijn de ontwikkelaars dichtbij, dan is wat extra uitleg geen probleem. De afstand tot India is dat wèl.
Is aan deze voorwaarden voldaan, dan zoekt Tjia een geschikte partner bij de opdracht. Wordt het Nepal, Bangladesh of Palestina. "Dit land biedt veel mogelijkheden. Door de nabijheid van het IT-land Israël zijn ze op de hoogte van de laatste trends. Veel Palestijnse IT’ers hebben opleiding en werkervaring opgedaan bij grote IT-bedrijven in de Verenigde Staten en Europa. En het is slechts vier uur vliegen."
Landenkeuze hangt uiteraard ook van de opdracht af. "Het maken van sekssites besteed je niet uit aan Azië of het Midden-Oosten."
Twaalf Bengalezen in dienst bij Nederlandse start-up
De Amsterdamse start-up Metatude, een afsplitsing van Giarta Publishing, maakte vorige maand afspraken met een bedrijf dat software ontwikkelt in Dacca, Bangladesh. Het bedrijf ontwierp een pakket waarmee gegevens van klanten en leveranciers gestructureerd via Internet verzameld worden. Is het product geschikt voor grote bedrijven, gaat Metatude op zoek naar een risico-investeerder.
Twaalf Bengaalse IT’ers ontwikkelen niet alleen de software, ze maken ook de technische specificaties. In Nederland is de architectuur ontwikkeld. De twaalf komen bij Metatude in dienst, vertelt Jac Gianotten, die stelt zo goed gekwalificeerde medewerkers in dienst te nemen.
Het is niet om het geld, stelt Gianotten. "Maanden adverteren in Nederland leverde geen reacties op. Ervaren Java of C++ ontwikkelaars vind je als beginnend bedrijfje niet." De Bengaalse salarissen zijn eenvijfde van die in Nederland. "Maar daar komen nog de kosten bij van alle vliegreizen en zaken als het verbeteren van de verouderde telecom-infrastructuur."
Dan maar Nepal
Meijer Energie & Milieumanagement BV wijkt helemaal uit naar Nepal voor het bouwen van hun Internettoepassing: het beheren van het energie-verbruik van bedrijfspanden.
Computers van Meijer bellen ’s nachts in op zo’n duizend datarecorders die van gas- en elektriciteitsmeters het verbruik en de bijbehorende tijdstippen verzamelt. Wijkt het verbruik af, dan stuurt het automatische een e-mail naar de klant. Tot de klanten van het bedrijf behoren ABN Amro en C&A die via het systeem behoorlijke financiële besparingen realiseerden.
Het bedrijf wil de toepassing geschikt maken voor nog meer gebouwen, vijfduizend of meer. Het ontwikkelbedrijfje waar Meijer in Nederland mee werkt, kan de vraag naar Java- en Perl-deskundigen nauwelijks voldoen. Daarom zoeken Meijer en dit ontwikkelbedrijfje nu tot in Nepal naar alternatieven. "Mij maakt het eigenlijk niet uit waar het geschreven wordt", vertelt directeur Piet Meijer. "Als het maar goed en snel geschiedt."