Washington is een comfortabele stad voor The Rich & Famous. Ze ontmoeten elkaar op countryclubs waar een lidmaatschap 60.000 dollar bedraagt. Ze lopen elkaar tegen het lijf in het uitgebreide cocktail- en receptiecircuit, bij chique muziekuitvoeringen in het Kennedy Center of in de vele Lions- en Rotary-achtige sociëteiten.
Maar er wordt geknabbeld aan de vanzelfsprekende macht van dit ons-kent-ons circuit. De ‘Inside-the-Beltway’-kliek krijgt concurrentie van – u raadt het al – de aanstormende Internet-baasjes van amper dertig jaar. En daar zijn er in de buurt van Washington heel veel van.
Vooral ten zuiden van de Amerikaanse hoofdstad in Virginia is het overal zichtbaar. Het aantal Mercedessen (waaronder de kanariegele cabrio-uitvoering), Volvo’s, BMW’s uit de 7-serie en peperdure ‘four wheel drives’ ligt er ver boven het landelijk gemiddelde. Voor een Ferrari sta je vier jaar op de wachtlijst bij dealer Ralph Cestero. Zijn bedrijf ligt vlakbij het hoofdkwartier van America Online.
En de huizen die er gebouwd worden hebben een omvang van minstens tien maal de doorsnee doorzon-rijtjeswoning in Appingedam of Appelscha. De Monsterhomes van de Nieuwe Rijken verdringen niet zelden slechte maar goedkope flats van de sloebers die bij de nieuwe multimiljonairs het gazon maaien, de piepers jassen of de privé zwembaden, tennisbanen en maneges op orde houden.
"De rijkdom in dit gebied is van de ene op de andere dag gecreëerd. Het is ongekend. En het gaat tot enorme veranderingen leiden", zegt makelaar Joe Robert uit Virginia. Het wordt een soort Silicon Valley aan de oostkust. Fairfax County in Virginia, waar veel van de e-miljonairs zijn neergestreken, is de rijkste gemeente van Amerika.
Makelaar Sue Huckaby verkocht vorig jaar voor meer dan 100 miljoen dollar aan huizen. Driekwart van haar klanten komt uit de high-tech sector. Huckaby zei in een interview: "De kopers zijn mid-dertigers en heel erg slim. En ze nemen snel beslissingen." Een koper koos voor een huis van 4 miljoen dollar. Nee, geen hypotheek nodig. Hij schreef heel bedaard een check uit voor het hele bedrag.
Iedereen vraagt zich af: Hoe lang gaat dat goed? Maar voorlopig gaat het goed en ach, Internet-ceo’s hebben de miljoenen of miljarden waarmee ze verzekerd zijn van een financieel onbezorgd leven al lang veiliggesteld. De recente Internet-malaise op de beurs doet daar niet veel aan af.
Een man als Michael Saylor, de 35-jarige ceo van Micro-Strategy, werd dit voorjaar op papier in één dag zes miljard dollar minder waard toen uitkwam dat zijn bedrijf met creatief boekhouden de omzet wel erg rooskleurig had voorgesteld. Maar er blijft nog genoeg voor hem over om in Washington blijvend te behoren tot de groeiende groep van nieuwe ‘power players’.
Washington is amper een echte wereldstad. De stad zelf heeft minder dan een miljoen inwoners. En er is nauwelijks industrie. Maar banen zijn er in overvloed dankzij de aanwezigheid van de federale overheid (alle ministeries, het congres en de kolossale presidentiële staf). Ook de hoofdkwartieren van FBI en CIA zijn er gevestigd en bijvoorbeeld een groot kantoor van Nasa.
De echte banengroei is echter afkomstig uit de technische sector. Volgens sommige berekeningen is in deze snel groeiende bedrijfstak intussen al meer werkgelegenheid dan bij de overheid. Deze ongekende ontwikkeling doet het anders zo gezapige Washingtonse machtsbolwerk op zijn grondvesten schudden. De nieuwe ondernemers hebben lak aan de mores van de oude machthebbers. Ze voelen zich niet thuis in een pak-met-das en de met donker leer en mahoniehout opgesierde herenclubs.
Ze lopen in spijkerbroek en coltrui. En ze bivakkeren vaak zestien uur per dag in de kantoren van de schaars ingerichte Internet-startups. En nog een verschil: Veel van deze jonge succesvolle ondernemers hebben in hun eentje meer geld dan een hele sociëteit met oude Rotary-leden bij elkaar. "Ik ken er niet veel van", zegt bijvoorbeeld Rowland Evans, columnist van de The Washington Post en typisch een vertegenwoordiger van de oude garde.
Hij woont in het eerbiedwaardige Georgetown (het oudste deel van Washington) en komt er weinig van vertegenwoordigers van de nieuwe garde tegen. "Ik ben die knul van AOL wel eens tegen gekomen. Hoe heet hij ook al weer? Case? De twee culturen mengen niet. Ze zijn als water en olie. Ook op feestjes zie ik ze nauwelijks. Onder mijn vrienden heerst de mening dat deze mensen fantastisch zijn. Ik begrijp niet eens waar ze het over hebben".
Maar de grote vraag in Washington is niet wie is rijkste? Hier gaat om: Wie heeft de meeste macht, of wie heeft de beste toegang tot de mensen met macht. En daar is nog wat merkwaardigs aan de hand. De Internet-rijken spelen het machtsspel niet volgens de oude, bestaande regels. Politieke macht kan ze op zich niet zo veel schelen. Ze zijn uit op snelle, concrete resultaten. En door hun rijkdom hebben ze ineens veel invloed.
Politici – tot en met senatoren en de president zelf – kunnen nu geen diner van enige omvang meer geven zonder er een paar van de rijke, wilde jongens bij uit te nodigen (dan weten ze in hun kolossale MacMansions nog wel ergens een jasje-dasje op te duikelen). De Washingtonse machthebbers voelen zich af en toe een soort holbewoners ten opzichte van de hippe Virginia-techies.
Niemand weet waar al die nieuwe rijkdom in de politiek toe zal leiden. Veel Internet-ondernemers geven gul aan de politieke campagnes en samen hebben ze al bereikt dat op ‘e-commerce’ (tot grote woede van de ouderwetse winkeliers) voorlopig geen BTW wordt geheven. Dat is al vast 1 – 0 in de strijd tussen Internet en de politiek. En ook over het veelvuldige misbruik van privacygegevens op Internet maken de dames en heren politici zich vooralsnog niet overdreven druk: 2 – 0.
De nieuwe bedrijven bereiken dat allemaal zonder de gebruikelijke machtslobby’s van Washington te frequenteren. En waarom zouden ze? Door de kolossale financiële macht die ze vertegenwoordigen krijgen ze als vanzelf toegang. Of omgekeerd komen de oude machthebbers toch wel naar de nieuwe Internetgoeroes.
Michael Saylor is er een mooi voorbeeld van. Hij heeft een perceel van twaalf hectaren aangeschaft waar een paleisachtig onderkomen wordt neergezet. De prijs wordt geschat op tussen de 30 en 50 miljoen dollar. Saylor heeft zo’n huis nodig zegt hij om er flinke feesten te organiseren waar selectief ook vertegenwoordigers welkom zijn van het Washingtonse establishment. Een nieuw machtscentrum dus. Waar moet het nieuwe huis op gaan lijken? Saylor: "Het wordt m’n huis, ambassade en moet tegelijk geschikt zijn voor allerlei feesten. Het moet er uitzien als het Witte Huis."
De streek rond Washington DC wordt zo een Internet-hub van betekenis. Geen wonder dat velen de letters DC (District of Columbia) bij wijze van grap al een nieuwe betekenis hebben gegeven: Dot.Com.