Paul Smits, voorzitter van de raad van bestuur van KPN, haalt ongewoon fel uit naar toezichthouder Opta. Hij vindt de dienst geheel overbodig.
In een gesprek met weekbladComputable stelt Smits dat de telecom-markt in een stadium is gekomen, waarin zij zichzelf kan reguleren. Zowel consumenten als bedrijven hebben in een markt met meer dan vijfhonderd partijen volop keus. "Nederland is bijna wereldkampioen liberalisering". Dat betekent volgens de KPN-voorzitter dat er geen toezicht meer nodig is. "Regelgevende instanties leven bij de gratie dat er iets te regelen valt. Je moet nu de markt zijn werk laten doen." Hij ziet overigens wel een rol weggelegd voor de Nederlandse mededingingsauthoriteit (Nma).
Smits ziet zich in zijn visie gesterkt door telecom-gebruikersvereniging BTG. Kees Tromp, directeur van de BTG: "De mate van bemoeienis van Opta bij KPN is buiten proportie. Op sommige vlakken, zoals die van de telefoontikken, vraag ik me af wat de Opta daar nog te doen heeft. Er moet wel toezicht zijn om de concurrentie in de gaten te houden, maar dat kan ook door de Nma gedaan worden. Opta refereert voor zijn bestaansrecht aan specifieke kennis die ze zouden hebben maar daar is ons tot op heden niets van gebleken."
Alex van Kalken, woordvoerder van Opta, is niet onder de indruk van de woorden van Smits. "Het is een bekend geluid van KPN. Zij hebben van meet af aan gevonden dat wij overbodig zijn. Maar bij de concurrenten van KPN zul je een heel ander geluid te horen krijgen.’ Van Kalken ontkent dat er, zoals KPN zegt, niets meer te regelen valt. ‘In het internationale telefonieverkeer is inderdaad veel keuze, daar hoeven we niet zoveel toezicht meer te houden. KPN heeft op sommige deelmarkten nog een heel groot aandeel. Op de markt voor lokale telefonie is dat aandeel 90 procent."