Linux is een fenomeen. Eigenlijk is het niet meer dan het zoveelste besturingssysteem in een toch al overvolle markt, maar de enorme aandacht, die grenst aan hysterie, hangt samen met twee ontwikkelingen.
De eerste ontwikkeling is Open Source Software (OSS). Dit is geen nieuw idee, en Linux is maar één van de vele softwareproducten die uit de OSS-stal komen, maar het is wel het vlaggenschip. Veel meer dan alleen een besturingssysteem is Linux ook een testcase voor de algemene ontwikkeling van OSS, maar vooral voor de acceptatie van OSS in zakelijke omgevingen. De combinatie van Linux met Apache (de webserver) bewijst dat OSS niet alleen levensvatbaar is voor universiteiten, maar ook voor zakelijke toepassingen.
De tweede ontwikkeling is de release van Windows 2000, en de enorme inspanning die Microsoft zich getroost om de zakelijke markt volledig te beheersen. Het is minstens zo’n opmerkelijk fenomeen dat de zakelijke wereld zoveel belangstelling heeft voor een server-product dat zich nog niet in de praktijk bewezen heeft, en dat afkomstig is van hetzelfde bedrijf dat al zoveel ergernis en teleurstelling op de desktop heeft veroorzaakt. Organisaties met gezond verstand zouden moeten weigeren om gebruik te maken van een product dat ze met handen en voeten aan één leverancier bindt. Het alternatief, Unix, heeft zichzelf echter geen dienst bewezen door in verschillende, bijna compatibele verschijningsvormen op de markt aanwezig te zijn. Linux wordt dan ook gezien als een potentiële oplossing voor het Unix-probleem, doordat het een stabiliserend effect op de Unix-markt heeft en daardoor een uitweg voor NT biedt.
De strijd tussen Linux en NT – en inderdaad tussen Linux en de leveranciersspecifieke versies van Unix, zoals AIX en Solaris – zal nog wel enige tijd duren. Bovendien zijn er andere factoren die bepalen hoe de toekomst eruit zal zien. Toch denken veel mensen, waaronder ik, dat de uitkomst onvermijdelijk is. De vraag is meer wanneer en op welke manier Linux tot het meest gebruikte besturingssysteem zal uitgroeien. Bedrijven zouden zich nu al moeten buigen over migratiekwesties, zodat de oplossingen van vandaag er al voor zorgen dat problemen in de toekomst tot een minimum beperkt blijven.
Om verschillende redenen heeft IBM Linux altijd volledig gesteund. Dit geldt ook voor de leveranciers van producten als databases, applicatieservers en dergelijke. Sun en HP zitten in een lastiger parket, omdat ze niet beschikken over IBM’s productaanbod. IBM kan zowel Linux als NT leveren. Deze systemen concurreren weliswaar met AIX en OS/400, maar ze genereren tegelijk inkomsten uit de verkoop van producten met toegevoegde waarde. Op deze manier kan IBM zijn klanten in alle eerlijkheid zowel dure NT-oplossingen als goedkope, robuuste Linux-systemen aanbieden. De klant kiest, en IBM gebruikt Linux om Microsoft af te weren. Een winnende combinatie!
Linux is een overdraagbaar besturingssysteem, maar draait in de praktijk alleen op PC/Intel-machines. Er zijn ook wel versies voor andere processors, maar die worden in de praktijk nauwelijks gebruikt, omdat alle software opnieuw gecompileerd en gedistribueerd moet worden. Zo is er een goede versie van Linux voor Compaq (Digital) Alpha-machines, maar er is slechts een beperkte keuze in databases, beheertools en dergelijke. De markt is gewoon niet groot genoeg om softwareleveranciers aan te trekken. En de OSS-gemeenschap ontwikkelt al zijn software op Intel-machines.
Het zou wel eens steeds aantrekkelijker kunnen worden om Linux-applicaties, -servers en dergelijke op andere processors te implementeren. Om de toewijding aan Linux kracht bij te zetten, heeft IBM ook versies voor de AS/400 (een afgeleide van de PowerPC) en de S/390-mainframes ontwikkeld. Dit is veel meer dan de Spec1170-api’s die al op OS/390 draaien om het porten van Unix-applicaties te vereenvoudigen, omdat het een volledige Linux-implementatie is.
Er is ook een ‘native’ versie van Linux voor OS/390. Maar er waren al andere Unix-implementaties voor S/390, waaronder een versie van Amdahl, die absoluut mislukt zijn, dus ik zie niet in waarom Linux meer succes zou hebben. Zowel S/390 als de AS/400 kennen echter logische partities (Lpar’s), en Linux is al eens op een partitie naast OS/390 (en OS/400) geïmplementeerd, met zogeheten connectors om Linux toegang te geven tot OS/390-diensten als DB2. Deze versies kunnen softwareleveranciers er wellicht toe verleiden om hun producten ook op andere platformen dan Intel te implementeren.
De meeste onderhoudende Linux-aankondiging is de implementatie van Linux op VM. Veel mensen vinden VM verouderd omdat Unix betere time-sharing functies biedt, maar de virtuele machines van VM maken het mogelijk duizenden afzonderlijke Linux-systemen op één fysieke machine te draaien. Neem één virtuele machine per ontwikkelaar, en VM en Unix zijn eindelijk complementair! De combinatie van VM en Linux moet echter vooral interessant zijn voor de grote websites.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.