Ooit waren computers efficiënt. Dat moest ook wel. De hardware was zo duur (relatief gezien) dat de software de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk moest gebruiken. De hardware van tegenwoordig is in termen van prijs/prestatie ongelooflijk goedkoop. Dit is een enorm voordeel, maar er zitten ook enkele nadelen aan. Efficiënte software is iets van vroeger, behalve in speciale apparaten die op batterijen werken, zoals mobiele telefoons en computers.
Omdat de hardware geen beperkingen meer oplegt, is de software steeds multifunctioneler geworden. Er blijven natuurlijk specifieke softwaresystemen die in producten zijn ingebed (zoals routers of terminalcontrollers), maar ik heb het hier over besturingssystemen die voor elk wat wils bieden.
De belangrijkste boosdoeners zijn Windows en Unix. Deze besturingssystemen zijn bedoeld voor zowel het werkstation als de server. Unix is ook nog eens een multi-user systeem! De eisen van werkstation (single-user, veel graphics) en server (beschikbaarheid, database, communicatie, multi-user, geen graphics) verschillen echter hemelsbreed. De combinatie van een Windows-client en een OS/390-server zou zeer aantrekkelijk zijn, als Windows iets betrouwbaarder was.
Met Windows 2000 gaat NT steeds meer op Unix lijken, al is het nog steeds niet schaalbaar, nog steeds niet in de praktijk bewezen, nog steeds single-user en nog steeds niet veilig. Maar achter Windows 2000 zit, meer dan bij Unix, de visie van één besturingssysteem voor client en server. W2K is een ‘manusje van alles’ en daardoor nergens echt goed in. Het is te groot en te complex voor de client, en het heeft te veel last van gui-details voor de server.
Toch is de combinatie van Windows 2000 of Unix met een zware P, ondanks de nodige tekortkomingen in de software, een krachtig systeem – bijvoorbeeld met vier Intel-processoren en een heleboel gigabytes aan diskruimte. Zo’n machine heeft de kracht van een mainframe van niet al te lang geleden! En over niet al te lange tijd hebben we veel snellere Intel-processoren, 64-bit opties en ondersteuning voor meer dan vier processoren. Als Linux wordt ingezet, zal zo’n systeem een fractie kosten van de huidige Unix-systemen van IBM, Sun en HP. De normale midrange-systemen zullen onvermijdelijk overheerst worden door zware PC-servers met Linux en Windows 2000.
De technische vooruitgang is niet alleen op het conto te schrijven van Intel en de PC-sector. Ook IBM, HP en de anderen zullen doorgaan met het produceren van steeds snellere machines. Naarmate de PC-technologie zich meer richting midrange-markt beweegt, zullen de midrange Unix-omgevingen (en wellicht ook speciale NT-versies van leveranciers als Unisys) de traditionele mainframemarkt aanvallen. Dit is waar Sun en HP op mikken, evenals IBM, dat met de RS/6000 en AS/400 geheel onbedoeld een bedreiging voor de eigen S/390-markt vormt.
Een mainframe is méér dan alleen maar een grotere machine met meer verwerkingskracht dan een Unix-systeem. Unix is een timesharingsysteem; het is geschikt voor interactieve taken, maar ook voor serverfuncties. Mainframe-architecturen zijn toegesneden op een hoge performance voor transactie-applicaties.
Het besef dat beschikbaarheid en transactieservices als CICS/DB2 zeer belangrijk zijn, is goed ontwikkeld. Sommige Unix-machines komen qua rekenkracht in de buurt van een mainframe, maar verliezen het van S/390-machines als het gaat om I/O-bandbreedte. Dit heeft natuurlijk wel zijn prijs. Het echte voordeel van een mainframe is de optimale ondersteuning van batchapplicaties, die voor veel bedrijfsprocessen enorm belangrijk zijn. Job Control in OS/390 is een klasse beter dan vergelijkbare functionaliteit van Unix of NT.
Om zulke complexe functies als timesharing, transactieverwerking, batchverwerking en databases te kunnen verwerken, is het mainframe sterk afhankelijk van partitionering. Logische partities (Lpar’s) maken het mogelijk verschillende subsystemen te draaien. Elk systeem is daarbij geoptimaliseerd voor een bepaalde taak, bijvoorbeeld snelle respons voor transacties, optimale throughput voor batch-jobs, of snelle I/O voor databases. In tegenstelling tot Unix kent het mainframe geen compromissen. Lpar’s kunnen ook worden gebruikt voor het creëren van verschillende omgevingen, zoals twee Cics-partities: één voor productie en één voor ontwikkeling en testen.
Het is niet verrassend dat veel ontwikkelingen in het grotere midrange-segment, zowel bij Unix als bij OS/400, gericht zijn op het introduceren van logische partities à la het mainframe. Deze diensten hebben nog een lange weg te gaan voordat ze kunnen concurreren met OS/390, maar het is een begin. De vraag is natuurlijk wat de mainframeleveranciers gaan doen om voorop te blijven lopen.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.