Praten over salarisverhogingen is altijd een aangename opmaat naar de zomervakantie. Het jaarlijkse salarisonderzoek van Bureau De Breed en Partners dat zojuist is verschenen, is voor de ICT’er ook dit jaar reden om tevreden de zomerperiode in te gaan: de gemiddelde salarisstijging over het afgelopen jaar bedraagt 12 procent.
ICT’ers nemen daarmee een bijzondere positie in onder de werkende bevolking. Het is een veelvoud van hetgeen verpleegkundigen en onderwijzers aan loonstijging hebben gekregen; twee beroepsgroepen die toch ook kampen met een grote schaarste.
Op zich komt de stijging die het onderzoek meldt, niet als een verrassing. Dit is al een aantal jaren achtereen het beeld. Wat mij echter verbaast, is dat er geen enkel zicht is op een afvlakking van de salaristoename. Uiteindelijk moet de ICT-industrie de salarissen van de ICT’ers op een of andere manier terugverdienen – bij voorkeur met de diensten die hij of zij zo goed weet te automatiseren. Grote loonstijging maken IT duur, zeker wanneer dit jaren achtereen het geval is. Bedrijven hebben echter, ironisch genoeg, grote moeite om tastbaar te maken wat nu precies de baten zijn van informatietechnologie en hoe deze te kwantificeren. (Zie het OTR-rapport in Computable van vorige week). Daarmee is het dus ook moeilijk om aan te geven waarom de mensen die hier werken, zulke salarisstijgingen moeten incasseren. Deze redenering zal, als het op salarisonderhandelingen aankomt, ICT’ers vermoedelijk worst zijn. Zij kijken om zich een en zien wat de bedrijfstak betaalt voor een automatiseerder en willen hier in delen.
Zijn salarisstijgingen van 12 procent de norm, dan is dat het uitgangspunt. Zolang de schaarste aan gekwalificeerde ICT’ers aanhoudt, is het niet te verwachten dat de royale loonsverbeteringen spoedig tot het verleden zullen behoren. ICT blijft een boeiende sector.