In de Verenigde Staten is de jaarlijkse touwtrekkerij om de H-1B visums in volle gang. Maximaal 115.000 hoogopgeleide buitenlanders – voor het leeuwendeel software-experts – kunnen in 2000 een tijdelijk visum krijgen om in de VS te werken. Op 21 maart 2000 sloot de Immigration and Naturalization Service de mogelijkheid al om nieuwe aanvragen te doen. Het quotum was bereikt. In 1999 heeft deze instantie per ongeluk – men sprak doodleuk van ‘een computerfout’ – veel te veel H-1B visa uitgedeeld, en dat mag dit jaar niet weer gebeuren.
Grote bedrijven als Oracle, IBM en Microsoft doen slechts mondjesmaat mee aan de run op deze H-1B visa. Amerikaanse bedrijven die dochterondernemingen hebben in het buitenland – en welk zichzelf respecterend softwarebedrijf heeft nu niet een dependance in India – kunnen de werknemers van die dochter namelijk ook op een ’transfer visum’ naar de VS halen. Het aantal buitenlandse software experts dat ieder jaar de VS binnenkomt, is daardoor veel groter dan het vastgestelde quotum. De republikeinse volksvertegenwoordiger Lamar Smith heeft een wetsvoorstel dat moet verhinderen dat buitenlanders, aliens zoals de Amerikanen zo vriendelijke zeggen, op deze wijze het land binnenkomen.
Lamar Smith wil tegelijkertijd de beperking op het aantal te uit te geven H-1B visa helemaal afschaffen – als knieval voor de realiteit. De komende jaren verwacht de VS 1,6 miljoen verse IT’ers nodig te hebben. Het kan zelf nog niet de helft daarvan ophoesten. Die IT’ers moeten dus komen uit Canada, Duitsland, Engeland – waardoor de daar bestaande tekorten nog groter worden – maar vooral uit het beloofde land van de software-ontwikkeling: India. Iets minder dan de helft van alle H-1B visa ging in 1999 naar mensen uit India.
Fakirs
Wie bij India nog associaties heeft met fakirs, heilige koeien en vliegende tapijten is achterlijk. Denk bij India aan één miljard mensen, aan een eersteklas ruimtevaartprogramma, aan de op één na grootste software-industrie ter wereld en (helaas) ook aan de atoombom. Denk ook aan een onderwijssysteem dat jaar na jaar tienduizenden zeer begaafde, Engelssprekenden en zeer gedisciplineerde ingenieurs en wetenschappers produceert. "Wanneer een Indiase man op je deur klopt om iets te verkopen, dan denk je niet langer aan slangen en olifanten", zegt Pradeep Singh, eigenaar van een bedrijf dat vanuit India de klantenservice verzorgt voor buitenlandse bedrijven. Waaraan dan wel? Juist: software, computers, IT-diensten.
Vrijwel iedere Indiase ondernemer, manager of ingenieur die iets in de melk te brokken heeft in Bangalore, Hyderabad, Silicon Valley, Wall Street of Boston heeft harde billen gekregen in de houten bankjes van het Indian Institute of Technology (IIT), een staatsuniversiteit met campussen in Delhi, Madras, Bombay, Kharagpur, Kanpur en Guwahati. Het IIT – waar een gemiddelde nachtrust van vijf uur voor een student normaal is – heeft een Indiase elite van managers en ingenieurs voortgebracht die gedrild is in het oplossen van problemen op het snijvlak van management en IT. Het internationale bedrijfsleven kijkt naar deze talenten zoals Europese voetbalclubs zoeken naar Afrikaanse voetballers. Likkebaardend dus.
Strenge discipline
Wat is de formule van IIT? "Om te beginnen is de voorselectie draconisch", zegt Rajat Gupta. Hij studeerde in 1967 af aan de IIT van Delhi en is nu topman van het Amerikaanse McKinsey & Co. Ieder jaar doen zo’n 100.000 studenten mee aan de zeer zware toelatingsexamens. Slechts voor 2500 van hen is plaats. De gelukkigen worden vier jaar lang onderworpen aan een zeer strenge discipline die bestaat uit werken, werken en nog eens werken. De studiebenadering is zeer praktijkgericht en de aandacht voor de studenten is groot: er is één docent op iedere zeven studenten. Die individuele aandacht compenseert misschien voor de relatief bescheiden middelen – 3000 dollar per student per jaar – waarover men beschikt. De crux van het hele systeem is waarschijnlijk dat van iedere student 110 procent inzet en 110 procent prestatie wordt verwacht. Wie niet kan presteren, vertrekt.
Minsk II
Het wel en wee van ITT is altijd nauw verbonden geweest met de buitenlandse politiek van India. De Universiteit werd in 1951 gesticht door de toenmalige premier Jawaharlal Nehru. Als grote voorbeeld gold het Massachussetts Institute of technology. Omdat India zich in de jaren zestig meer op de Sovjet Unie oriënteerde, was de eerste mainframe op de ITT campus in Delhi een Russissche Minsk II. Romesh Wadhwani – tegenwoordig ceo van Aspect Development – herinnert zich dat niemand iets begreep van het Russische besturingssysteem. Met een aantal vrienden ontwikkelde hij daarom van lieverlee een eigen besturingssysteem en leerde en passant de Minsk II het Indiase volkslied te spelen. Toen Wadhani later aan de Carnegie-Mellon Universiteit in Pittsburgh te maken kreeg met Univacs, IBM’s en Digitals, leek het werk kinderlijk eenvoudig vergeleken met de strijd die geleverd werd met de Minsk II.
Ieder jaar studeren er zo’n tweeduizend ingenieurs en IT-experts af van het ITT. Velen van hen gaan aan het werk in de high tech van Bangalore, Bombay en Hyderabad. De meest ambitieuzen vertrekken echter naar gerenommeerde Amerikaanse universiteiten als Stanford en Carnegie Mellon of gaan direct aan de slag bij Microsoft of een ander bedrijf in Silicon Valley. Vrijwel iedere veelbelovende student van het ITT heeft wel een oom, neef, achterneef of vriend die werkt bij Oracle, Sun, HP of een ander Amerikaans bedrijf. Tegenwoordig kunnen ze ook aan de slag bij de talloze IT-bedrijven met Indiase eigenaren in de VS. Alleen al de Silicon Valley telt 750 bedrijven met Indiase eigenaren. Kortom, aan bruggenhoofden geen gebrek. Aan succesvolle voorbeelden evenmin. De ceo’s van Amerikaanse bedrijven als Citygroup, US Airways en de co-ceo van McKinsey zijn allen oud-studenten van ITT.
Pay back time
In India maakt men zich nog steeds zorgen over de braindrain van ITT’ers en andere hoogopgeleiden naar de VS en Europa. Het zijn mensen die stuk voor stuk veel kunnen betekenen voor een ontwikkelingsland met een miljard inwoners. Bovendien heeft de Indiase overheid vaak een aanzienlijk deel van de studiekosten voor deze mensen opgehoest. Gelukkig voor India keren steeds meer zeer gefortuneerde Indiase ondernemers terug om in India te beginnen met nieuwe bedrijven. Veel van deze ondernemers zijn bereid geld te steken in Indiase start-ups en incubators.
Verschillende economen geloven dat het eenrichtingsverkeer van de braindrain langzamerhand vervangen wordt door een stroom van talent en kapitaal die heen en weer beweegt tussen het westen en India. Ook de Indiase overheid meent dat het pay-back time is. De regering is heeft een inzamelingsactie op poten gezet om een miljard dollar te innen van rijke Indiase ondernemers. Dit geld geïnvesteerd worden in de zes campussen van het ITT.